24070 |
zaliger gedachtenis |
... zaliger gedachtenis:
vader zaliger gedachtenis (L216p Oirlo)
|
Zaliger gedachtenis (vader/moeder/..). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23915 |
zaligheid |
zaligheid:
iëwige zaligheid (L216p Oirlo)
|
Zaligheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
19436 |
zand strooien |
strooien:
struie (L216p Oirlo)
|
Het strooien van wit zand op de vloer (strooien, strooiselen, opzanden) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
33678 |
zand, zandgrond |
zand:
zānt (L216p Oirlo)
|
Zand is steenstof, een geologische formatie die uit losse, fijne korrels kwarts en glimmer bestaat. Zandgrond is de grondsoort die uit zand bestaat, en is lichte, niet zoʔn vruchtbare grond. Zavel bestaat voornamelijk uit zand met wat lichte klei. [N 27, 40; Wi 52; S 45; L 7, 61a; L 8, 103; N 11, 2f add.; N 18, add.; A 10, 4; Vld.; monogr.]
I-8
|
23859 |
zandfiguren bij de processie |
bloemenloper:
bloemeluuëper (L216p Oirlo),
zandloper(s):
zandluuëper (L216p Oirlo)
|
De zandfiguren die op straten en stoepen worden gestrooid. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
korreltje:
körrelke (L216p Oirlo)
|
zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24283 |
zanglijster, lijster |
lijster:
leester (L216p Oirlo),
turdus ericetorum
liester (L216p Oirlo)
|
lijster [SGV (1914)]
III-4-1
|
21403 |
zaniken, zeuren |
zaniken:
zaniken (L216p Oirlo),
zannike (L216p Oirlo),
zannikke (L216p Oirlo),
zeuren:
seuren (L216p Oirlo),
zeveren:
zeivere (L216p Oirlo)
|
langdurig of telkens op dezelfde toon of lastige manier over iets spreken, bijv. om zich te beklagen [zeuren, zaniken, zemelen, nijnaaien, merelen, nosteren, memmen, melken, naaien, moesjanken] [N 87 (1981)] || steeds over een vervelende wijze over iets spreken [semmelen, zeveren, zagen, zemelen, zeuren, zaniken] [N 85 (1981)] || zaniken [SGV (1914)] || zeuren [SGV (1914)]
III-3-1
|
24938 |
zavel, lichte klei |
geel zand:
gaele zând (L216p Oirlo),
grond:
groond (L216p Oirlo)
|
zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] || zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20164 |
zedelijk slecht meisje |
loeder:
loeder (L216p Oirlo),
sloerie:
sloerie (L216p Oirlo)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)]
III-2-2
|