id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
18804 | zich bedenken | zich bedenken: zich bedaenke (Oirlo) | van besluit veranderen, van zijn mening terugkomen [zich bedenken, fineren] [N 85 (1981)] III-1-4 |
21298 | zich bemoeien met | bemoeien: bemoeie (Oirlo) | bemoeien [SGV (1914)] III-3-1 |
19004 | zich gedragen | goed oppassen: den pêst gōēd ôp (Oirlo) | zich goed gedragen [zich voegen, zich gevoegen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19319 | zich heel wat inbeelden; ingebeeld persoon | zich wat menen: den maent zich wat (Oirlo), zich wat verbeelden: den verbeeldt zich wat (Oirlo), zich wat verbeelde (Oirlo) | het gevoel van meerderheid te zeer of ongegrond doen blijken [groots] [N 85 (1981)] || zich heel wat inbeeldend, een te hoge mening van zich zelf hebben [veel kak hebben, veil hebben, ophangen, veel gasconnades veil hebben] [N 85 (1981)] III-1-4 |
19047 | zich inbeelden | zich inbeelden: zich ienbeelde (Oirlo) | inbeelden, zich [SGV (1914)] III-1-4 |
18864 | zich kwaad maken | zich giftig maken: zich giftig make (Oirlo) | zich kwaad maken [zich opruien, zich optoornen, uit zijn korf schieten] [N 85 (1981)] III-1-4 |
24047 | zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor | aangeven: zich angève (Oirlo) | Zich laten inschrijven voor het huwelijk bij de pastoor, "naar pastoor gaan". [N 96D (1989)] III-3-3 |
19247 | zich vergissen | verkeerd hebben: verkierd hebbe (Oirlo) | het mis hebben, zich vergissen [abuis hebben, zijn eigen misgissen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
18819 | zich vervelen | kapot gaan van verveling: kepot gaon van vervaeling (Oirlo), zich vervelen: zich vervaele (Oirlo) | de toestand waarin men zich verveelt [verveling, vernooi, verlei] [N 85 (1981)] || niet weten wat te doen en daardoor onaangenaam gestemd zijn [moe worden, ruiteren, zich vervelen] [N 85 (1981)] III-1-4 |
18842 | zich verwonderen | dervan staan te kijken: ik stoi d⁄r van te kieke (Oirlo), van staan te kijken: van staon te kieke (Oirlo), van te kijken staan: daor stoi ik van te kieke (Oirlo), vreemd vinden: vraemd viende (Oirlo) | verbaasd, bevreemd, verwonderd zijn [toezien, staan zien] [N 85 (1981)] || vreemd toekijken [verwonderen, wonder geven, bewonderen] [N 85 (1981)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)] III-1-4 |