23419 |
communiekleed |
communiekleed:
kemunieklieed (L216p Oirlo)
|
Het kleed, de doek daarover [communiekleed, communiedoek]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
24029 |
communiepaar |
paar:
paar zien (L216p Oirlo)
|
Een tweetal bij de H. Communie, communiepaar [kómmelejoe-nspaar]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23904 |
communiepakje |
communiepak:
kemuniepak (L216p Oirlo)
|
Het communiepakje voor jongens [kómmelejoeënsantsoch, kómmenetseermantoer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24023 |
communiepluim |
lijflapje:
leflepke (L216p Oirlo),
tasdoekje:
tesduukse (L216p Oirlo)
|
De witte pluim met groene knopjes, door de jongens op de revers van hun jas gedragen op de dag van hun eerste H.Communie [pluum]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24026 |
communieprentje |
communieprentje:
kemuniepreentje (L216p Oirlo)
|
Een prentje ter herinnering aan de eerste en aan de Plechtige H. Communie, uitgereikt door de pastoor, communieprentje [kómmelejoe-nsbild]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23655 |
communiezang |
communiezang:
kemuniezang (L216p Oirlo),
communio (lat.):
kommunio (L216p Oirlo)
|
Het misgezang tijdens of na de communie, de communio of communiezang. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21308 |
compagnie |
compagnie (fr.):
cōmpannie (L216p Oirlo)
|
compagnie [SGV (1914)]
III-3-1
|
21224 |
compartiment |
personenwagen:
ps. of "wagen": invuller noteert alleen "w.".
persone wage(n) (L216p Oirlo)
|
een spoorwagen [wagon, cabine] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
23664 |
completen |
plechtig lof:
dan worden alle klokken geluid
plechtig lof (L216p Oirlo)
|
De completen, namiddagdienst die op hoogfeesten en/of aan het einde van aanbiddingsdagen in aansluiting op de vespers werd gehouden en die vaak gevolgd werd door de lof- en dankhymne "Te Deum laudamus". [N 96B (1989)]
III-3-3
|
32598 |
compost |
stratendrek:
strǭtǝndrɛk (L216p Oirlo),
weie(n)mest:
węi̯ǝ[mest] (L216p Oirlo),
weimest:
węi̯[mest] (L216p Oirlo)
|
Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.]
I-1
|