20233 |
drager van een doodskist |
drager:
draeger (L216p Oirlo)
|
drager bij een begrafenis
III-2-2
|
23867 |
drager van het baldakijn |
drager:
draegers (L216p Oirlo),
kerkenmeester:
kerkemeesters (L216p Oirlo)
|
Een drager van de troonhemel [himmelsdreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23864 |
drager van het kerkvaandel |
drager:
draeger (L216p Oirlo)
|
De drager van het vaandel [vanedreëjer]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20500 |
drank |
drank:
draank (L216p Oirlo),
drinken:
⁄t dreenke (L216p Oirlo),
drinkens:
dreenkes (L216p Oirlo),
Wij hebbe dreenkes zat: Wij hebben drank genoeg
dreenkes (L216p Oirlo),
zatsel:
De zatláp haaj wer n zatsel òp Dn thuusprüver göt zien aege wér n zatsel hale
zatsel (L216p Oirlo)
|
drank || drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] || drankwaar || hoeveelheid sterke drank, nodig om dronken te kunnen worden
III-2-3
|
21153 |
dreef |
laan:
laan (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
dreef [SGV (1914)] || een weg aan met beide zijden een of meer rijen bomen (dreef, dreeft, laan,laning, lei) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18877 |
drenzen |
neulen:
näöle (L216p Oirlo),
zeuren:
zeuren (L216p Oirlo),
zumpen:
zumpe (L216p Oirlo)
|
drenzen || op een zeurderige toon huilen [drenzen, jengelen, janken, drammen, simmen] [N 85 (1981)] || op zeurderige toon huilen [knooiachtig, dremmerig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19387 |
dressoir |
lage kast:
liëge kâst (L216p Oirlo)
|
Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32024 |
drevel, deuvel |
deuvel:
dȳvǝl (L216p Oirlo)
|
Rondhouten pen die met lijm in zuiver passende gaten wordt bevestigd. Zie ook afb. 126. De timmerman gebruikt drevels onder meer bij hoekverbindingen en de wagenmaker om segmenten van velgen van karwielen met elkaar te verbinden. Zie voor dit laatste ook het lemma ɛverbindingspennenɛ in Wld I.13, pag. 18. Govie is volgens het Maastrichts woordenboek (pag. 123) de benaming voor een ø̄houten pen ter verbinding van twee plankenø̄.' [N 54, 38a; A 32, 9; monogr.]
II-12
|
32061 |
drevelen, deuvelen |
deuvelen:
dȳvǝlǝ (L216p Oirlo)
|
Twee houten delen, bijvoorbeeld van een verstek, door middel van drevels met elkaar verbinden. Zie ook het lemma ɛdrevelɛ, ɛdeuvelɛ.' [monogr.]
II-12
|
23727 |
drie weesgegroeten |
drie weesgegroetjes:
de drie weesgegroetjes (L216p Oirlo)
|
De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|