25129 |
droogte |
droogte:
(mv.: drögtes).
drögt (L216p Oirlo)
|
droogte
III-4-4
|
20554 |
drop |
dropje:
Van de ieën sort dröpkes kunde zat werre, van de ândere sort kunde t zat van kri‰ge
dröpke (L216p Oirlo),
sap:
sáp (L216p Oirlo),
sapriem:
sápriēm (L216p Oirlo),
sapstaaf:
sápstaaf (L216p Oirlo)
|
dropje || dropstaaf, laurierdrop || dropveter || verzamelnaam voor drop
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
sapkatjesnat:
sapketjes-nat (L216p Oirlo),
suikerpek:
soekerpaek (L216p Oirlo),
zoetepek:
schuumke trekke
zūtepaek (L216p Oirlo)
|
dropwater van de dokter || Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)] || vloeistof waarin (laurier)drop opgelost is als snoepgoed
III-2-3
|
20619 |
dropwater maken |
schuimpje trekken:
een stukje laurierdrop wordt in een flesje gedaan. Bij voldoende drop en flink schudden onstaat bovenop het dropwater een laag schuim. door de hals van de fles wordt dit vervolgens opgezogen.
schuumke trekke (L216p Oirlo)
|
schuim zuigen
III-2-3
|
24768 |
druifhyacint |
blauw druifje:
blauw drūūfkes (L216p Oirlo)
|
Druifhyacint (muscari). Bloempjes dicht opeen, bijna kogelvormig. De onderste knikkend, de bovenste zacht opstaand, deze laatste meestal zonder stamper of meeldraden. De bloemen zijn blauw met een witte rand of geheel wit. In bossen en weilanden (traantje [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
buiig:
buuïg (L216p Oirlo),
miezerig (weer):
miēzereg (L216p Oirlo),
mīēzerig (L216p Oirlo),
nat (weer):
nat (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo,
L216p Oirlo),
kort
eine natte zomer (L216p Oirlo),
korte o
eine natte zomer (L216p Oirlo),
ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken.
nat (L216p Oirlo),
ozelachtig:
ozel-echtig (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
regenachtig (weer):
raegenaechteg (L216p Oirlo),
rotweer:
rot wêr (L216p Oirlo),
waterkoud (weer):
water-kald (L216p Oirlo),
wreed koud:
vrieëj (L216p Oirlo)
|
druilerig weer [moezerig, monketig] [N 22 (1963)] || koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || koud, nat en winderig || nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || regenachtig || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)] || vochtig, nat weer || wak weer [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)]
III-4-4
|
25131 |
druipen van de regen |
druipen:
hej droop van de rêgen (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo),
druppen:
drüpe (L216p Oirlo),
hej drüpt van de rêgen (L216p Oirlo, ...
L216p Oirlo)
|
droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
droēventros (L216p Oirlo),
gerekte o
droeventros (L216p Oirlo)
|
druiventros [SGV (1914)]
I-7
|
21817 |
druk praten |
druk doen:
druk dōēn (L216p Oirlo)
|
druk praten [stemmen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
17896 |
drukken |
duwen:
dowe (L216p Oirlo)
|
Drukken: iets aan een wegende of stuwende kracht onderwerpen (drukken, prangelen, priegelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|