e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
feest bij de ondertrouw voorbruiloft: vyrbrūləf (Oirsbeek) Het feest bij de ondertrouw [hoog]. [N 88 (1982)] III-3-2
feesten feesten: feeste (Oirsbeek) Een feest vieren [feesten, vieren, kermissen, fêteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
fietsen fietsen: fietsə (Oirsbeek), fitsə (Oirsbeek) op een fiets rijden [fietsen, wieleren] [N 90 (1982)] III-3-1
fijn droog stof mul: mø̜l (Oirsbeek) Fijn droog stof op landwegen. [N 27, 37c] I-8
fijne blokschaaf poetsschaaf: putsšāf (Oirsbeek) Blokschaaf met dubbele beitel die wordt gebruikt om het hout zeer glad af te schaven. [N 53, 57; monogr.] II-12
fijne hagel fijne hagel: fienen hagel (Oirsbeek) fijne hagel [sjrot, schrot] [N 22 (1963)] III-4-4
fijngebouwd fijn: fin (Oirsbeek) Gezegd van een paard met dunne, fijngebouwde poten. [N 8, 64c] I-9
fijt fijt: fiet (Oirsbeek), fīēt (Oirsbeek) nagelontsteking: De ontsteking van a) heeft ook het beenvlees van een vingerkootje aangetast; fijt (zwart, daal, vijt, fijt, fijk, fiek). [N 84 (1981)] III-1-2
filet, haas rindsfilet: rints filet (Oirsbeek) lendestuk; Hoe noemt U: Lendestuk, ossehaas (ossehaas, harst, osseharst, runderharst, filet) [N 80 (1980)] III-2-3
filiaal filiaal (<fr.): filiaal (Oirsbeek, ... ) de tak van een handelshuis op een andere plaats dan waar het hoofdgebouw gevestigd is, bijwinkel [succursaal, filiaal, bijwinkel] [N 89 (1982)] III-3-1