e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ham, hesp schink: schink (Oirsbeek) ham [SGV (1914)] III-2-3
hand hand: handj (Oirsbeek, ... ), hàntj (Oirsbeek), hêndj (Oirsbeek) hand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] || handen [SGV (1914)] III-1-1
handbijl handbijl: hantj˱bīl(ǝ) (Oirsbeek) Een licht bijl met korte steel die wordt gebruikt om uit ruw hout naven, spaken en rongen te bekappen en hun eerste vorm te geven. Zie ook afb. 179. [N G, 41] II-12
handboei kluister: Van Dale: kluister, 1. boei; -2. soort van boei aan een der voeten aangelegd om een paard of rund in zijjn bewegingen te belemmeren; -3. (gew.) (hang)slot.  kloester (Oirsbeek) de boei waarmee handen geboeid worden [paternoster, handboei] [N 90 (1982)] III-3-1
handcultivator cultivator: kultjǝfātǝr (Oirsbeek) Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.] I-5
handdoek handdoek: hant˱dōk (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) De blauw-wit of rood-wit geruite handdoek voor gebruik na het douchen. [N 95, 68; monogr.] II-5
handel commerce (fr.): kommers (Oirsbeek), handel: hanjel (Oirsbeek) het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)] III-3-1
handelaar handelaar: hanjelaer (Oirsbeek), hanjəléér (Oirsbeek) iemand die handel drijft [koopman, commercant, marchand, handelaar] [N 89 (1982)] III-3-1
handelen commerceren (<fr.): kommersezə (Oirsbeek), handelen: hanjela (Oirsbeek), hanjelə (Oirsbeek) handel drijven [komenschappen] [N 89 (1982)] || loven en bieden, de waren aanprijzen [koopman] en er een prijs voor bieden (koper) [handelen] [N 89 (1982)] III-3-1
handeling daad: daat (Oirsbeek) een op zichzelf staande, niet werktuigelijke verrichting, een handeling [gangen, gang, daad] [N 85 (1981)] III-1-4