e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
huppelen huppelen: huppelə (Oirsbeek, ... ) Huppelen: met kleine sprongetjes zich voortbewegen (hippen, hoppen, huppen, huppelen). [N 84 (1981)] III-1-2
hurken (zich) hukken: huuke (Oirsbeek), op de hukken gaan zitten: op de hakke gao zitte (Oirsbeek), op de huuke gao zette (Oirsbeek), zich op de hukken gaan zetten: zich op de hakke gao zitte (Oirsbeek), zich op de hukken zetten: zich op de huuke zette (Oirsbeek) hukken [SGV (1914)] || hurken, op zijn ~ gaan zitten [N 10 (1961)] III-1-2
hutselen rammelen: rammele (Oirsbeek), schuddelen: sjøͅdələ (Oirsbeek) Schudden van het geld voordat men het opgooit [hutselen, uteren]. [N 88 (1982)] III-3-2
huurpenning meepenning: meejpenning (Oirsbeek) huurpenning [SGV (1914)] III-3-1
huwelijk trouwpartij: trouwpartie (Oirsbeek) de plechtigheid waarbij het samenleven van een man en een vrouw wettelijk geregeld wordt [huwelijk, trouw, trouwerij] [N 87 (1981)] III-2-2
hyacint hyacint: hiasínt (Oirsbeek) Hyacint (hyacinthus oriëntalis). Bloemdek met naar buiten omgebogen slippen; bol platrond met witte of violette buitenmantel. De bladeren zijn vlezig, tot 2 cm breed. De bloemstelen zijn tijdens de bloei ineengebogen, met een klein schutblaadje, de meeldr [N 92 (1982)] III-2-1
hypotheek hypotheek: hiepeteek (Oirsbeek), hypotheek (Oirsbeek) de geldsom die verstrekt wordt op een onderpand bestaande uit bijv. onroerend goed [hypotheek, rippeteek] [N 89 (1982)] III-3-1
identiteitskaart persoonsbewijs: persoonsbewies (Oirsbeek) de gelegaliseerde kaart waaruit iemands identiteit blijkt [identiteitsbewijs, indentie-bewijs, eenzelvigheidsbewijs] [N 90 (1982)] III-3-1
iemand genezen of gezond verklaren (iemand) gezond schrijven: (voltooid deelwoord)  gǝzūnt gǝšrīǝvǝ (Oirsbeek  [(Emma)]   [Maurits]) De bedrijfsarts bepaalde wanneer een mijnwerker weer kon beginnen met werken. De mijnwerker werd dan genezen of gezond verklaard. [N 95, 970] II-5
iemand graag mogen gaarne hebben: géér höbbə (Oirsbeek), lijden: lieə (Oirsbeek) iemand graag mogen [bestaan op, lijden, zetten] [N 85 (1981)] III-3-1