e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
long long: long (Oirsbeek), longe (Oirsbeek), lŏĕng (Oirsbeek) long [SGV (1914)] || long, longen [loos, leus] [N 10a (1961)] || longen [SGV (1914)] III-1-1
longen longen: (enk)  luŋ (Oirsbeek) De longen of de long van het grootvee in het algemeen. [N 28, 88b] I-11
lood, maat van 10 gram lood: lóet (Oirsbeek) de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)] III-4-4
loods loods: loods (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Algemene benaming voor een gebouw waar materialen zoals machines (Q 121c) of stijlen (L 374) kunnen worden opgeslagen. [N 95, 11] II-5
loof blader: blaar (Oirsbeek), loof: loof (Oirsbeek), WLD  louf (Oirsbeek), lover: loover (Oirsbeek), ideosyncr.  lover (Oirsbeek) bladeren [SGV (1914)] || De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof [SGV (1914)] III-4-3
loof van de bieten afplukken bladeren: blārǝ (Oirsbeek) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5
looi looi: (Oirsbeek) Looistof. Fijngemalen eikebast of run waarmee men leer bewerkt. [S; L 1a-m] II-10
looien looien: lōǝ (Oirsbeek) Het bereiden van leer. Dierehuiden die bepaalde voorbereidingen hebben ondergaan worden met bepaalde samentrekkende stoffen zo behandeld dat zij tot leer worden. [S; L 1a-m; monogr.] II-10
loon loon: lôên (Oirsbeek), maandloon: m˙ūǝntl˙ūǝn (Oirsbeek  [(Emma)]   [Domaniale, Wilhelmina]), traktement: traktement (Oirsbeek) Het loon dat dagelijks, veertiendaags of maandelijks wordt uitbetaald. Zie ook het lemma Uitbetaling Van Loon. De woordtypen "achtzehntel" en "neunzehntel" betreffen het loon van een hulphouwer, respektievelijk 80% en 90% van het loon van een houwer. Zie ook het lemma Hulphouwer. [N 95, 976; monogr.; N 95, 144; Vwo 416; Vwo 437] || loon, wat men verdient [N 21 (1963)] II-5, III-3-1
loonkantoor, loonhal loonhal: lūǝnhal (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Plaats waar het loon uitbetaald wordt. [N 95, 28; N 95, 977] II-5