e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mijnhout hout: hōt (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Algemene benaming voor al het in de mijn gebruikte hout. De opgaven die een specifieke soort hout aanduiden, bijvoorbeeld "kophouten", "spitsen", etc., zijn verplaatst naar de desbetreffende lemmata. [N 95, 311; monogr.] II-5
mijnhoutterrein houtterrein: hōttɛręjn (Oirsbeek  [(Emma)]   [Laura, Julia]) Terrein waar het hout ligt dat nodig is om de mijngangen te ondersteunen. [N 95, 36; monogr.] II-5
mijnkleding pungel: pøŋǝl (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) De benaming voor mijnkleren in het algemeen. Een informant uit Q 121 merkt op dat "kuilmontuur" de benaming was voor kleding die men ondergronds droeg. [N 95, 59; monogr.] II-5
mijnlucht loft: luf (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma]) De in het ondergrondse gedeelte van de mijn voorkomende luchtmengsels (Heise/Herbst pag. 93). [N 95, 204; monogr.; N 95, 205; N 95, 206] II-5
mijnmeter mijnmeter: minmēǝtǝr (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma]) De mijnmeter voert in een mijn metingen uit en werkt details van het mijnplan uit. Vanwonterghem (pag. 114) spreekt van een beëdigd bediende die topografische opmetingen moet doen en ze op kaart moet uitwerken. Het woordtype "kettingtrekker" (Q 21), eigenlijk de benaming voor de hulp van de mijnmeter, werd op de mijn Maurits gebruikt als spotnaam voor de mijnmeter. Zie ook het lemma Hulp Van Mijnmeter. [N 95, 138; monogr.; Vwo 114; Vwo 154] II-5
mijnpet pats: patš (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Plastic, vroeger leren, pet door de mijnwerker als hoofdbescherming gedragen. De invuller uit Q 113 merkt daarover op, dat toen hij in 1933 in de mijn begon, velen een oude pet of hoed droegen. Later voerde men op de vier Oranje-Nassaumijnen lichte, leren petten in en deze werden vervolgens weer vervangen door de versterkte leren pet en de plastic helm. [N 95, 66; monogr.] II-5
mijnreglement mijnreglement: mijnreglement (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Voorschriften voor het werken in de mijn. Mijnwerkers die op de mijnschool de opleiding tot opzichter volgden, waren verplicht dit omvangrijke boekwerk aan te schaffen. [N 95, 993] II-5
mijnschoenen schoenen: šōn (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Schoenen met ijzerbeslag en stalen neuzen. De afkorting "W.I.M." in het woordtype "W.I.M.-schoenen" (L 426) staat voor "Werkplaatsen voor Invalide Mijnwerkers der Staatsmijnen. [N 95, 63; N 95, 884; monogr.] II-5
mijnspook berggeest: bɛrxgēst (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) Legendarische figuur optredend in veel mijnwerkerssagen. De mijnwerkers waren gevoelig voor bijgeloof (Dieteren 1984, pag. 33). In de mijnen heerste volgens de legendes een oude boze God die de naam Kaspar droeg. Kaspar kon het moeilijk verkroppen dat mensenhanden zijn rijke kolenvoorraad weghaalden. Zijn toorn uitte hij vaker door in één klap kolenpijlers in elkaar te drukken. Lochtman (pag. 46) relativeert het bestaan van dergelijke geesten. Zelfs de oudste generatie die hij ondervroeg, heeft nooit in zo''n geest geloofd. Soms werd een nieuweling aan het schrikken gebracht door een verdraaide stem of verklede gestalte van een der oudere arbeiders, die dan het mijnspook moest representeren. Mogelijkerwijze hebben oudere generaties dan de nu nog levende wel geloofd in het mijnspook. De informant van Q 3 vermeldt dat er geen sprake was van een mijnspook of iets dergelijks. [N 95, 914; monogr.] II-5
mijnwagen kuilwagen: kulwāgǝ (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Vierwielig ijzeren spoorwagentje met speciale vorm waarin kolen en stenen over rails kunnen worden vervoerd. De "birouche" is een kleinere uitvoering van het mijnwagentje. De "komfaat" uit Q 121 was een extra grote mijnwagen die op de Domaniale mijn tot ongeveer 1906 werd gebruikt bij het schachtvervoer. Op een ondergronds gelegen laadpunt werden de kolen vanuit kleine wagens, die in de lage galerijen reden, overgeladen in de grotere "komfaten". Deze werden dan op de kooi geduwd om naar bovengronds te worden vervoerd (Lochtman pag. 191). Het woordtype "afgebrande" werd op de mijn Maurits gebruikt voor een halve grote wagen (Loontjens pag. 30). [N 95, 671; monogr.; Vwo 111; Vwo 114; Vwo 116; Vwo 202; Vwo 515] II-5