e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
puistjes borbeltjes: burbelkes (Oirsbeek) puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
pullover pullover: pullover (Oirsbeek) pullover truivest met mouwen zonder knopen [N 23 (1964)] III-1-3
punaise punaise (fr.): penaes (Oirsbeek), puunéés (Oirsbeek) een klein metalen stiftje met grote platte kop voor het vastzetten van tekeningen etc. [tetske, punaise] [N 90 (1982)] III-3-1
pungel kuilpungel: kulpøŋǝl (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) De tas of samengeknoopte handdoek waarin de mijnwerker zijn spullen naar de mijn meeneemt. Volgens een informant van Q 121 vormen een broek, jasje, hemd, sokken, halsdoek en stukje klokzeep, samengebonden in een blauw geruite handdoek, de pungel. De "sneebors" uit K 361 is een speciale broodzak, een tas die alleen voor boterhammen wordt gebruikt. [N 95, 69; monogr.; Vwo 124; Vwo 579] II-5
punt, stip punt: puntj (Oirsbeek, ... ) een zeer klein rond teken, een punt [stip, tikske] [N 91 (1982)] || punt [SGV (1914)] III-4-4
pupil pupil: pəpil (Oirsbeek) Pupil: het donkere gedeelte van het oog dat wijder of nauwer wordt naarmate er meer of minder licht in valt. [N 84 (1981)] III-1-1
purper, paarsrood purper: purper (Oirsbeek, ... ) de kleur paarsrood [purper, pilper] [N 91 (1982)] III-4-4
putemmer puttob: pøtoͅp (Oirsbeek) [N 12 (1961)] I-7
putter distelvink: distelvĕink (Oirsbeek), distelvink (Oirsbeek), putter: pötter (Oirsbeek, ... ) putter || putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)] III-4-1
pyjama pyjama {pijama}: pyama (Oirsbeek) pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)] III-1-3