e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rode koe met geheel witte kop witkop: wetkǫp (Oirsbeek) [N 3A, 125a] I-11
rode koe met witte kop en rode vlekken om de ogen blaarkop: blārkǫp (Oirsbeek) [N 3A, 125b] I-11
rode kool rood moes: roet moos (Oirsbeek), rood moos (Oirsbeek, ... ) Rode kool (als plant of gewas) [N Q (1966)] || rode kool als gerecht [N Q (1966)] I-7, III-2-3
roede roe(de): roe (Oirsbeek) een aantal takjes tot een bosje bij elkaar gebonden als strafwerktuig [roe, gips, gisp, roei] [N 90 (1982)] III-3-1
roede, maat van 14 m2 roede: rŏŭw (Oirsbeek), = ± 20 vierkante meter.  rouw (Oirsbeek) de maat die een oppervlakte aangeeft van 14 vierkante meter [roede] [N 91 (1982)] III-4-4
roeien roeien: roeiə (Oirsbeek, ... ) door middel van roeiriemen een vaartuig voortbewegen [roeien, riemen] [N 90 (1982)] III-3-1
roeispaan riem: reem (Oirsbeek) het gereedschap om een vaartuig voort te roeien [riem, roeiriem, roeispaan, spaan] [N 90 (1982)] III-3-1
roek kleine kraai: klein krâo (Oirsbeek), roek: roek (Oirsbeek) Hoe heet de roek? [DC 06 (1938)] || roek (46 bekende vogel; zwart met paarsige glans; kale rand boven aan de snavel; broedt in kolonies; leeft in troepen; roep [kao-kao-kao], [waaak] [N 09 (1961)] III-4-1
roep- en lokwoord voor de eend piele, piele: pilǝ, pilǝ (Oirsbeek) [L 18, 2; L B2, 259b; GV 2, 2k; VC 14, 2r -r-; Vld.; N 19, 74, Q 111 add.; A 6, Q 36 add.; monogr.] I-12
roep- en lokwoord voor de gans piele, piele: pilǝ, pilǝ (Oirsbeek) Naast het roepen van namen kan men de ganzen ook lokken door met de tong te klakken of te fluiten. [VC 14, 2p -r-; L 47, 9d; A 6, 6] I-12