e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sluismeester sluiswachter: sjlōēswagter (Oirsbeek) de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)] III-3-1
sluiten (van grond) vast worden: vas wèèrə (Oirsbeek) hard worden, gezegd van aarde [vervloeren, sluiten] [N 81 (1980)] III-4-4
sluitpin onder aan een poortvleugel pin: pen (Oirsbeek), schoude: šǫu̯ (Oirsbeek) Een poortvleugel kan aan de onderzijde gesloten worden door een korte metalen stang of pin te laten zakken in een gat in de drempel. Aan de bovenzijde is meestal een ring of haak waardoor de stang in de hoogste stand kan blijven hangen aan een pin als de poortvleugel geopend wordt. [N 4A, 47c] I-6
sluitspeld knipspang: knupsjpang (Oirsbeek), spang: sjpang (Oirsbeek) sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)] III-2-2
sluitstang boven aan een poortvleugel schoude: šǫu̯ (Oirsbeek) Een poortvleugel kan aan de bovenzijde gesloten worden door een korte metalen stang omhoog te duwen in een gat in het kozijn. De stang heeft aan de onderzijde vaak een handvat dat met de stang gedraaid kan worden achter een pin of in een gleuf om te voorkomen dat de stang zakt. Meestal wordt slechts één van de beide poortvleugels zo gesloten. [N 4A, 47b] I-6
sluitstuk van de asstroppen brug: brø̜k (Oirsbeek) Verbindingsstuk waarmee de asstroppen met behulp van moeren en bouten om het asblok heen gesloten worden. Zie ook afb. 195. [N G, 48c] II-12
slurpen slurpen: schlurpe (Oirsbeek), sjlurpe (Oirsbeek), sjlurrepə (Oirsbeek), sjlörpə (Oirsbeek) slorpen [SGV (1914)] || slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)] III-2-3
smaak smaak: sjmaak (Oirsbeek, ... ) smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)] || smullen; Hoe noemt U: Lekker eten, met veel plezier eten (smullen, smikkelen, snollen) [N 80 (1980)] III-1-1, III-2-3
smachten smachten: smachte (Oirsbeek) smachten [SGV (1914)] III-1-4
smaken smaken: schmake (Oirsbeek) smaken [SGV (1914)] III-2-3