e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vriesweer grillig koud weer: grellich kaudwaer (Oirsbeek) vriezend weer, koud en droog [N 22 (1963)] III-4-4
vriezenx vriezen: vreeze (Oirsbeek, ... ) vriezen [SGV (1914)] || vriezen [bieberen, bikken] [N 22 (1963)] III-4-4
vrijgezel vrijgezel: vriegezel (Oirsbeek) vrijgezel; ongehuwde man [patriara, wicht, vrijgezel] [N 86 (1981)] III-2-2
vroedvrouw wijsvrouw: wīs˃vroͅu̯ (Oirsbeek, ... ), verzorgt ook 9 dagen de moeder en het kind  wīēsvrouw (Oirsbeek) hoe heet de baker of vroedvrouw? [DC 05 (1937)] || vroedvrouw; (gediplomeerde) vrouw die helpt bij bevalling [DC 12a (1943)] III-2-2
vroegmis vroegmis: vrøməs (Oirsbeek) vroegmis [RND] III-3-3
vrolijk blij: bliej (Oirsbeek) een opgeruimde, lichte, blijde stemming hebbend [vrolijk, herpsat, leutig] [N 85 (1981)] III-1-4
vrouw vrouw: vro.uw (Oirsbeek), vroͅuw (Oirsbeek), wit ste wê die vrouw woar (Oirsbeek) vrouw [RND], [RND] || wie [weet je, ~ die vrouw was?] [SGV (1914)] III-3-1
vrouw, vrouwspersoon vrouw: vroͅu̯ (Oirsbeek), neen  vroͅu̯ (Oirsbeek) vrouw; (bestaat er een afzonderlijk woord voor vrouw in de beteekenis van echtgenoote?) [DC 05 (1937)] III-2-2
vrouwelijk geslachtsdeel kut: Schertsend.  kut (Oirsbeek), pruim: Schertsend, b.v. blief mich van de proem aaf.  proem (Oirsbeek) [N 10c (1961)] III-1-1
vrouwelijk jong van de geit germpje: germkǝ (Oirsbeek) [N 19, 71c; N 19, 71a; N 77, 77; N 77, 75; Vld.; A 9, 21; N C, Q 111 add.] I-12