e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q033p plaats=Oirsbeek

Overzicht

Gevonden: 5037
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doordeweekse kleren weekdaagse kleren: waekdaagse kleejer (Oirsbeek), werkdaagse kleren: wedigse kleijer (Oirsbeek), werdese kleejer (Oirsbeek) door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
doordrenken, nat maken soppen: soppə (Oirsbeek) met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)] III-4-4
doorhouw doorslag: dūršlāx (Oirsbeek  [(Emma)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]), doortocht: dūrtǫx (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Maurits]), ophouw: ophǫ.w (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma]) Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566] II-5
doorn, stekel doorn: doare (Oirsbeek), doorn (mv.): dör (Oirsbeek), döör (Oirsbeek), døər (Oirsbeek) doorn [SGV (1914)] || doornen [DC 23 (1953)], [RND] || doorns [SGV (1914)] III-4-3
doornstruik doornenstruik: dööreschtroek (Oirsbeek) doornstruik [SGV (1914)] III-4-3
dopen dopen: dööpe (Oirsbeek), dø.pə (Oirsbeek, ... ), soppen: soppe (Oirsbeek) doopen [SGV (1914)] || doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)] III-2-3, III-3-3
doperwten kevererwten: WLD  kèèverert (Oirsbeek), peultjes: ideosyncr.  peulkes (Oirsbeek) De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)] I-7
dorp dorp: dörp (Oirsbeek) dorp [SGV (1914)] III-3-1
dorpel dorpel: dø̜rpǝl (Oirsbeek) Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld] II-9
dorpskom dorp: dörp (Oirsbeek), kerkplein: kirkplei (Oirsbeek) het centrum van het dorp [dorpskom, dorp, singel, rink, baroniet, plaats] [N 90 (1982)] III-3-1