34242 |
filter in de melkzeef |
zijdoekje:
zidø̄kskǝ (Q033p Oirsbeek)
|
In het algemeen is de filter een linnen of katoenen lap waardoor de melk gezuiverd wordt van verontreinigingen. In plaats van deze lap gebruikt men ook wel een vel filtreerpapier of een schijf watten. Ouderwets is de met paardenhaar vervaardigde melkzeef. [L 48, 35.Ia, Ib en Ic; Lu 2, 35.Ib en Ic; A 18, 11b en 11c; BN 2, 4; monogr.]
I-11
|
24146 |
fladderen |
fladderen:
fladdere (Q033p Oirsbeek)
|
fladderen op gebrekkige wijze of bij korte beurten vliegen, gezegd van jonge vogels (flodderen, plodderen, plodden, vluggen, flaggeren, floddervleugelen) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
20838 |
flauw |
flauw:
flauw (Q033p Oirsbeek),
laf:
laf (Q033p Oirsbeek)
|
niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)]
III-2-3
|
18010 |
flauwvallen |
flauwvallen:
flauw vallə (Q033p Oirsbeek),
kwalijk vallen:
kaolik vallə (Q033p Oirsbeek)
|
zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20525 |
flensje |
flensje:
flensjə (Q033p Oirsbeek),
flenskə (Q033p Oirsbeek),
struifje:
sjtruufke (Q033p Oirsbeek),
viezel:
viezel (Q033p Oirsbeek)
|
flensje [SGV (1914)] || flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17989 |
flets |
gelp:
gelp (Q033p Oirsbeek),
pips:
pips (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] || geepsch (kwipsch) [SGV (1914)]
III-1-2
|
19288 |
flikflooien |
heimschen (rh.):
heemsche (Q033p Oirsbeek)
|
flikflooien [SGV (1914)]
III-1-4
|
18912 |
flink; flinke persoon |
flink:
flink (Q033p Oirsbeek),
ijverig:
īēfertig (Q033p Oirsbeek),
pak-aan, een -:
ene pak-aan (Q033p Oirsbeek)
|
flink: U loopt nog - voor iemand van uw leeftijd [DC 39 (1965)] || geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18021 |
fluim |
fluim:
fluum (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
fluim [SGV (1914)] || fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18024 |
fluimen uitspuwen |
fluimen opgeven:
flumen opgaeve (Q033p Oirsbeek),
fluimen uitwerpen:
flumen oetwerpe (Q033p Oirsbeek)
|
spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)]
III-1-2
|