e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kaars kaars: kēͅrs (Oirsbeek) kaars [RND] III-2-1
kaart met prentje prentje: prentje (Oirsbeek) Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten (ww.) kaarten: ka:rtə (Oirsbeek) kaarten [RND] III-3-2
kaarten bijnemen slokken: sjloekke (Oirsbeek) Kaarten bijnemen [rafelen, fretten]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaarten voor geld voor goed spelen: veur goot (Oirsbeek) Kaartspelen voor geld [tuisen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kaas kaas: kees (Oirsbeek), kîês (Oirsbeek) kaas [RND], [SGV (1914)] III-2-3
kaasmijt worm: fonetisch daar zitte "wurm"op - zegt men  wurm (Oirsbeek) mijt die leeft van (oude) kaas [N 26 (1964)] III-4-2
kaatsen prikken: prikə (Oirsbeek) kaatsen [RND] III-3-2
kaatsen (ballen) ballen: balle (Oirsbeek) Met een bal spelen [ballen, bollen, tossen]. [N 88 (1982)] III-3-2
kabouter kabouter: kabooter (Oirsbeek) kabouter [SGV (1914)] III-3-3