e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kliekje opgewarmd eten: opgewermd aete (Oirsbeek) Kliekje, opgewarmde maaltijd (braoj, opstoovertje, prutske?) [N 16 (1962)] III-2-3
klieven splijten: sjplietə (Oirsbeek) klieven: Vaneen scheiden (klieven, kloven). [N 84 (1981)] III-1-2
klimop wintergroen: WLD  wentjergreun (Oirsbeek) De altijdgroene heester die zich door middel van wortels aan de omringende voorwerpen hecht (klimop, veil, klim, ifte, eiloof, klimmerkruid, lier). [N 82 (1981)] III-4-3
klit klit: klèt (Oirsbeek) klis (plant) [SGV (1914)] III-4-3
kloeken kloeken: klukǝ (Oirsbeek) Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.] I-12
klomp klomp: kloemp (Oirsbeek, ... ), kloĕmp (Oirsbeek), kloĕmpe (Oirsbeek), klomp (Oirsbeek), klump (Oirsbeek), klómp (Oirsbeek, ... ) Hoe noemt men de hiernaast afgebeelde houten voetbekleedsels ? (klompen) [DC 15 (1947)] || Hoe noemt mn een enkele van deze voetbekleedsels ? [DC 15 (1947)] || In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || schoeisel bestaande uit een uitgehold stuk hout, houten schoen [klomp, kloon, blok, holsblok, klopper, lolleblok, sabot] [N 86 (1981)] II-12, III-1-3
klompschoen houtschoen: hootšoon (Oirsbeek), scheepsklomp: sjīēpskloemp (Oirsbeek) Hoe noemt men deze voetbekleedsels, indien het bovengedeelte op de voet niet van hout, maar van leer is gemaakt ? [DC 15 (1947)] || klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)] III-1-3
klonteren klonteren: gekluntjerd (Oirsbeek), klunjterə (Oirsbeek), klòntjerə (Oirsbeek), knoddelen: knoedele (Oirsbeek) klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)] III-2-3
klos, blok drukklos: drukklos (Oirsbeek  [(Emma)]   [Julia]), drukplankje: drukplankje (Oirsbeek  [(Emma)]   [Eisden]) Massief houten blok of kort stuk boomstam dat op de kap van een ondersteuning wordt gelegd om op deze wijze de eerste druk op te vangen. Een invuller uit Q 121 maakt een onderscheid tussen een "drukhout" en een "drukklos". De eerstgenoemde term werd volgens hem op de Domaniale mijn gebezigd voor een afgeplat stuk hout terwijl de tweede van toepassing was op een stuk rondhout. De woordtypen "knuts" (Q 121) en "spits" (Q 113) duiden op een klos die in een pijler werd gebruikt, bijvoorbeeld om een kophout te maken. [N 95, 331; N 95, 332; N 95, 324; monogr.; Vwo 113; Vwo 381; Vwo 427] II-5
klotsen van vloeistoffen klotsen: kloetsjə (Oirsbeek) het geluid dat vloeistoffen maken bij het golven en botsen van de golven tegen elkaar of tegen een wand [klotsen, kwatsen, palsen] [N 91 (1982)] III-4-4