19213 |
bedorven (persoon) |
bedorven:
mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.
bedorvə (Q033p Oirsbeek),
verwend:
mar.: vgl. ook het lemma "verwend kindje"in afl. 2.2.
verwend (Q033p Oirsbeek),
verwent (Q033p Oirsbeek)
|
met te grote toegeeflijkheid opgevoed, met een bedorven karakter [mouter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
34540 |
bedorven ei |
vuile eieren:
vul ęi̯ǝr (Q033p Oirsbeek)
|
[N 19, 54d; L 6, 39; S 31; monogr.]
I-12
|
18965 |
bedriegen |
bedonderen:
bedonderə (Q033p Oirsbeek),
bedriegen:
bedrege (Q033p Oirsbeek),
kullen:
kullə (Q033p Oirsbeek)
|
bedriegen [SGV (1914)] || iemand door list en leugen voor de gek houden en daarvan gebruik maken [kullen, bikken, kleuten, bijbrengen, belakken, verneuken, besleuteren, loren, lorzen, bedonderen, bemieteren, besodemieteren, kinkelfoezen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18966 |
bedrieger |
bedrieger:
bedreeger (Q033p Oirsbeek),
bedreger (Q033p Oirsbeek),
smiechel:
sjmīēchel (Q033p Oirsbeek)
|
iemand die een ander bedriegt [prul, smiechel, striegelaam, bedrieger] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
buiten:
būtǝ (Q033p Oirsbeek),
stallen:
štɛl (Q033p Oirsbeek)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|
27522 |
bedrijfsleiding |
grote bazen:
(enk)
gruǝtǝ b˙ās (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Algemene benaming voor de bedrijfsleiding. Een aantal woordtypen duidt op een bijnaam of spottende benaming. [N 95, 164]
II-5
|
18825 |
bedroefd |
bedroefd:
bedreuf(t) (Q033p Oirsbeek),
bedreuft (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
bedroefd [SGV (1914)] || verdriet hebbend, treurig [droef, bedroefd] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
19471 |
bedsprei |
bedsprei:
be̝ͅtšprēͅi̯ (Q033p Oirsbeek)
|
bedsprei [RND]
III-2-1
|
22688 |
beeldhouwer |
beeldhouwer:
beeldhouwer (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
Iemand die uit steen beelden maakt [beeldsteker, beeldhouwer, beeldenpikker]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
22403 |
beeldzijde van een geldstuk |
kop:
kop (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
De beeldzijde van een munt of geldstuk [kop, kruis, illevers, leeuw, wapentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|