e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
muilband, bovenste band van de schoof aarband: ǭr[band] (Oirsbeek) Zie de toelichting bij het lemma ''garveband'' (4.6.9). Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) band het lemma ''garveband'' (4.6.9). [N 15, 22b; monogr.; add. uit JG 1b] I-4
muilkorf voor kalveren muilkorf: mulkø̜rf (Oirsbeek) De muilkorf voor kalveren die geen hooi mogen vreten. [N 3A, 14e] I-11
muilpeer muilpeer: moelpêr (Oirsbeek), mŏĕlpéér (Oirsbeek) muilpeer, slag op de kaak [SGV (1914)] || Slag op de kaak; muilpeer (flets, fleer, plakkaat, kek, kokarde, klamats). [N 84 (1981)] III-1-2
muis muis: moes (Oirsbeek) muis [SGV (1914)] III-4-2
muis (mv.) muis (mv.): muus (Oirsbeek) muizen (mv.) [SGV (1914)] III-4-2
muis van de hand muis: de môês van de handj (Oirsbeek) muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)] III-1-1
muizen muizen: moeze (Oirsbeek) muizen (ww) [SGV (1914)] III-2-1
mul (zand) mul: mul (Oirsbeek) mul [SGV (1914)] III-4-4
mulle grond molle grond: molǝ gronjtj (Oirsbeek), mul: mø̜l (Oirsbeek) Droge losse grond, zonder kluiten. [N 27, 37a; monogr.] I-8
muts met pompon slaapmuts: sjlaopmótsj (Oirsbeek) muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)] III-1-3