e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pas uit het ei gekomen kipje kuiken: kȳkǝ (Oirsbeek) [N 19, 40b] I-12
pasfoto pasfoto: pasfoto (Oirsbeek, ... ) de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)] III-3-1
pasgeboren kalf nuchter kalf: nø̄xtǝr [kalf] (Oirsbeek) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
paspoort pas: pas (Oirsbeek, ... ) het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)] III-3-1
passen goed staan: goot sjtaon (Oirsbeek), passen: passə (Oirsbeek) nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)] III-1-3
pastoor pastoor (<lat.): pəsjtu.ər (Oirsbeek) pastoor [RND] III-3-3
pastoorsstuk proef: prōf (Oirsbeek) Het stuk vlees dat de pastoor krijgt. Dat is geen bepaald stuk, meestal is het het beste van de slacht. Het stuk krijgt vaak de normale slachtersbenaming. In dit lemma worden deze normale slachtersbenamingen voor de diverse stukken vlees weggelaten. Zij worden opgenomen in deel III van het woordenboek bij het onderdeel: ''Producten van de slacht''. [N 28, 103; monogr.] II-1
pastorie pastorie: pasterie (Oirsbeek) pastorie [SGV (1914)] III-3-3
patates frites frieten: fritte (Oirsbeek) Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pater pater (lat.): pa:tər (Oirsbeek) pater [RND] III-3-3