e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
periode van de ijsheiligen ijsheiligen: iesheilige (Oirsbeek, ... ) De periode van de ijsheiligen, 11-14 mei; op deze dagen kan het zeer koud zijn. [N 88 (1982)] III-3-2
persen apprehensie maken: apprehensie maken (Oirsbeek), persen: pêsche (Oirsbeek) Het maken van uitdrijvende bewegingen, gezegd van de koe die gaat kalven. [N 3A, 47] || persen [SGV (1914)] I-11, III-1-2
persluchtlamp persluchtlamp: persluchtlamp (Oirsbeek  [(Emma)]   [Wilhelmina]) Elektrische lamp die de benodigde elektrische stroom ontvangt uit een aan de lamp bevestigde dynamo die gekoppeld is aan een door perslucht aangedreven turbine. [N 95, 258; monogr.] II-5
personenvervoer personenvervoer: personenvervoer (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Algemene benaming voor het transport van personen. [N 95, 713; N 95, 611; monogr.] II-5
perzik peets: peetsch (Oirsbeek) perzik [SGV (1914)] I-7
pesterij temptatie: temtáátie (Oirsbeek) het kwellen [plaag, temptatie] [N 85 (1981)] III-1-4
pet met brede klep kleppats: kleppatsj (Oirsbeek) pet met brede klep [loerklak] [N 25 (1964)] III-1-3
pet met opstaand bovenstuk zijden patsje: zieje petsjke (Oirsbeek) pet met opstaand cylindervormig bovenstuk in het algemeen {afb} [zeje pet] [N 25 (1964)] III-1-3
pet: algemeen pats: patsch (Oirsbeek), patsj (Oirsbeek), patš (Oirsbeek), platte vorm  patsj (Oirsbeek) Hoe noemt men de pet, die bij het werk gedragen wordt? Welken vorm heeft deze? Indien geen pet, maar een muts door de mannen wordt gedragen, hoe noemt men deze dan? Welken vorm heeft ze? [DC 09 (1940)] || pet [SGV (1914)] || pet, hoofddeksel met een klep [kips, patsj, klak, koetsj, paaj, flet, kap, klep, muts, luif] [N 25 (1964)] III-1-3
petlamp koplamp: kǫplamp (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma]) Elektrische lamp die door de mijnwerker op de mijnpet of -helm wordt gedragen. De opgave "kophout" uit Q 15 was volgens de invuller op de mijn Maurits een denigrerende naam voor de petlamp. [N 95, 256; monogr.; Vwo 450] II-5