17904 |
reiken naar |
get krijgen:
get kriege (Q033p Oirsbeek),
pakken naar:
get pakke (Q033p Oirsbeek)
|
reiken, met de handen naar iets reiken [iest beraome] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
21195 |
reis |
reis:
rees (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
het gaan van een plaats naar een andere, meestal met een of ander vervoermiddel (reis) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
31835 |
reischaaf |
reischaaf:
rīšāf (Q033p Oirsbeek)
|
Zware, lange schaaf met dubbele beitel, waarmee reeds grof bewerkt hout zuiver glad en recht wordt geschaafd. Het schaafblok van een reischaaf is ongeveer 70 tot 80 cm lang, 7 cm breed en 7 cm hoog. Zie ook afb. 36. De reischaaf wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De kuiper schaaft er bijvoorbeeld de bovenkant van de duigen van een vat mee glad. [N 53, 61; N E, 35a; N G, 35b; monogr.]
II-12
|
21201 |
reiskoffer |
koffer:
koffer (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek,
Q033p Oirsbeek)
|
Het voorwerp van leer, stof, riet om goederen mee op reis te nemen [koffer, valies] [N 90 (1982)] || koffer [SGV (1914)]
III-3-1
|
21196 |
reizen |
reizen:
reezə (Q033p Oirsbeek),
rezə (Q033p Oirsbeek)
|
een reis ondernemen [reizen, pelgrimmen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21378 |
rekening |
rekening:
in rêkening schikke (Q033p Oirsbeek)
|
sturen [een rekening ~] [SGV (1914)]
III-3-1
|
21740 |
rekruut |
rekruut:
rekruut (Q033p Oirsbeek)
|
een soldaat die net in dienst is [rekruut, groentje, schacht] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
28360 |
remschijf |
kettingschijf:
kɛteŋšīf (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Wilhelmina]),
omkeerschijf:
ǫmkēršīf (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Eisden])
|
De schotelvormige schijf van de remschijftransporteur die zorgt voor het afremmen van de kolen of stenen. [N 95, 662]
II-5
|
28361 |
remschijfketting |
jojoketting:
jōjōkɛteŋ (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Domaniale])
|
De transportketting van een remschijftransporteur. [N 95, 663]
II-5
|
28359 |
remschijftransporteur |
jojo:
jōjō (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Een soort remmende transporteur voorzien van een ketting met schijven voor het vervoer van kolen in steile en halfsteile lagen van boven naar beneden. De ketting beweegt door halfronde of hoekvormige goten naar beneden en remt door middel van schijven het te vervoeren materiaal. Een invuller uit Q 121 schrijft over de opgave "kandeltoer" dat dit op de Domaniale mijn halfronde platen waren van ongeveer 2 meter met aan de zijkant een ronde buis van 15 cm doorsnee waardoor de stuwketting naar boven werd getrokken. [N 95, 615; N 95, 661; monogr.]
II-5
|