e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schaften botteren: butǝrǝ (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]), schaften: sjafte (Oirsbeek), sjaftə (Oirsbeek) het werk onderbreken om te rusten [schaften, schaffen, poren] [N 85 (1981)] || Schaften, eten. Volgens de respondenten in Q 15, Q 113a en Q 117a gebeurde het "schaften" bovengronds en het "botteren" ondergronds. [N 95, 50; N 95, 53a; N 95, 53b; monogr.; Vwo 495; Vwo 499; Vwo 680; Vwo 690] II-5, III-3-1
schaftlokaal schaftlokaal: šaflokāl (Oirsbeek  [(Emma)]   [Emma, Hendrik, Wilhelmina]) Lokaal waar men de boterhammen verorbert. [N 95, 6] II-5
schafttijd ungeren: øͅŋərə (Oirsbeek) schafttijd [RND] III-3-1
schande schande: schanj (Oirsbeek) schande [SGV (1914)] III-3-3
schapenvet schapenvet: De -e- is een korte -ei-, dus niet als de -e- in A.B. weg.  sjaopevet (Oirsbeek) Schapevet (ongel?) [N 16 (1962)] III-2-3
scharnierbeitel fitsbeitel: vetš˱bētǝl (Oirsbeek) Hakbeitel waarvan heft en blad uit één stuk staal gesmeed zijn. Het beitelblad heeft aan de voorkant een zeer smalle, schuingeslepen zijde. De beitel wordt gebruikt voor het aanbrengen van smalle sleuven en gaten en vaak ook voor het inhakken van de sleuven voor scharnieren. Zie ook afb. 67. Een holte in een kozijn maken met behulp van de scharnierbeitel werd in Gronsveld (Q 193) infitsen (īnfetšǝ) genoemd. [N 53, 41-42; N G, 27b; monogr.] II-12
scharrelen dabben: dabǝ (Oirsbeek) De kippen dabben en scharren in de grond om wormen, insecten en dergelijke te vinden. [N 19, 61a; L 33, 20; monogr.] I-12
schatten schtzen (du.): sjetzə (Oirsbeek) het gewicht van iets schatten [koersen, prijzen] [N 89 (1982)] III-3-1
schede schede: scheej (Oirsbeek), sjeedə (Oirsbeek), sjeij (Oirsbeek) schede, lederen ~ waarin een mes wordt bewaard [N 20 (zj)] || Schede: het buisvormige deel van de vrouwelijke geslachtsorganen dat toegang verleent tot de baarmoederhals, vagina (slot, foeter, keet, schede). [N 84 (1981)] || scheede [SGV (1914)] III-1-1, III-2-1
schede van de koe lijf: līf (Oirsbeek) Uitwendig geslachtsorgaan van de koe. [N C, 13; JG 1a, 1b; A 48A, 47b; monogr.] I-11