33928 |
stalband |
halsband:
hāu̯s˱banjtj (Q033p Oirsbeek),
paardsband:
pē̜š˱banjtj (Q033p Oirsbeek)
|
Leren band om de hals van het paard, waaraan de lijn of teugel wordt vastgemaakt om het op stal vast te binden. Vergelijk ook lemma Halster. [JG 1a; N 8, 91; N 13, 18b]
I-10
|
24792 |
stalkaars |
kaars:
kaerse (Q033p Oirsbeek)
|
Stalkaars (verbascum thapsiforme 30 tot 180 cm grote plant. De bladeren zijn langwerpig, langs de stengel aflopend, witviltig; de plant heeft grote, uitgespreide bloemen; de bloem heeft 2 lange en kale meeldraden en 3 korte, wollig behaarde meeldraden, [N 92 (1982)]
III-4-3
|
21135 |
stallen |
stallen:
sjtallə (Q033p Oirsbeek)
|
[voertuigen, rijwielen enz.] in een garage of bewaarplaats zetten [stallen, stationeren, garen] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
33345 |
stalpoort, staldeur |
deur:
dø̄u̯ǝr (Q033p Oirsbeek),
koestaldeur:
[koestal]dø̄u̯r (Q033p Oirsbeek),
weidepoort:
wēi̯pǭrt (Q033p Oirsbeek)
|
In dit lemma worden de algemene benamingen verzameld voor de deur van een stal of koestal, zowel die voor de dubbele deur of poort als ook die van de enkele deur die alleen voor personen wordt gebruikt. Aan de hand van de vaak transparante samenstellingen is doorgaans wel uit te maken op welk type poort of deur de benaming betrekking heeft, waar deze zich bevindt of welk doel zij heeft. Vergelijk ook de lemmata "voorstaldeur" (2.2.11), "schuurpoort" (3.1.2) en "poort" (4.1.1). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2) en voor die van het woorddeel (koestal) het lemma "koestal" (2.2.1). [N 5A, 51b, 52a, 53c; N 4, 39; N 5,112a; A 10, 7a; monogr.; add. uit N 5A, 34b, 44b]
I-6
|
24579 |
stam van de boom |
stam:
ideosyncr.
stam (Q033p Oirsbeek),
WLD
sjtam (Q033p Oirsbeek)
|
Het deel van een boom van de wortels tot aan de takken (stam, bol). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24728 |
stam van de knotwilg |
knoest:
ideosyncr.
knust (Q033p Oirsbeek),
kopboom:
kopboom (Q033p Oirsbeek)
|
De stam van de knotwilg. [N 82 (1981)] || de ± 2 m. hoge stam van de knotwilg [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
34028 |
stamboekkoe |
stamboekkoe:
štambōk[koe] (Q033p Oirsbeek)
|
Koe van geregistreerde afstamming. Zie ook de toelichting bij het lemma ''koe van geregistreerde afstamming'' in wbd I.3, blz. 330. Zie afbeelding 2. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 3c; monogr.]
I-11
|
20677 |
stamppot |
stamppot:
sjtampot (Q033p Oirsbeek)
|
Stamppot, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
22730 |
standbeeld |
standbeeld:
sjtanbi.əlt (Q033p Oirsbeek)
|
standbeeld [RND]
III-3-2
|
33847 |
stapvoets gaan |
stappen:
štapǝ (Q033p Oirsbeek)
|
De langzaamste gang van het paard (stap, draf, galop) waarbij de vier voeten in de volgende volgorde opgeheven en weer neergezet worden: links achter, links voor, rechts achter, rechts voor, links voor, rechts achter, rechts voor en links achter. Zijn de vier hoefslagen niet duidelijk hoor- en zichtbaar, dan noemt men de stap onregelmatig. Zie afbeelding 8. [N 8, 81a]
I-9
|