e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stempelen stempelen: sjtempelə (Oirsbeek) het laten afstempelen door een werkloze van een formulier als bewijs dat hij geen regelmatige arbeid verricht heeft [doppen, stempelen] [N 90 (1982)] III-3-1
stemvork stemvork: sjtumvork (Oirsbeek) Het instrument in de vorm van een U-vormig omgebogen stalen stang waarmee men een onveranderlijke toon voortbrengt die geschikt is om instrumenten te stemmen [toonijzer, stemvork]. [N 90 (1982)] III-3-2
stenen omheining muur: mŏĕr (Oirsbeek) een schutting of omheining van steen (schans, schrans, beer) [N 90 (1982)] III-2-1
sterven kapotgaan: WLD  kapòtgaon (Oirsbeek), sterven: schterve (Oirsbeek) Hoe noemt u sterven, gezegd van dieren (kreperen, kapotgaan, doodgaan) [N 83 (1981)] || sterven [SGV (1914)] III-2-2, III-4-2
steunpaal voor opgeslagen hoogkar stijp: štīp (Oirsbeek) Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82] I-13
stevig, gezegd van voedsel vast: vas (Oirsbeek) stevig, gezegd van voedsel (straf) [N 91 (1982)] III-2-3
stiefdochter stiefdochter: štēf˂doͅxtər (Oirsbeek), šteͅi̯f˂doͅxtər (Oirsbeek) stiefdochter [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefkinderen stiefkinder: štēfkeͅi̯njər (Oirsbeek), šteͅi̯fkenjər (Oirsbeek) stiefkinderen [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefmoeder stiefmoeder: štēfmuədər (Oirsbeek), šteͅi̯fmōdər (Oirsbeek) stiefmoeder [DC 05 (1937)] III-2-2
stiefouders stiefouders: štēfau̯əš (Oirsbeek), šteͅi̯fau̯əš (Oirsbeek) stiefouders [DC 05 (1937)] III-2-2