19430 |
stof afnemen |
stoffen:
schtuffe (Q033p Oirsbeek)
|
stoffen (ww.) [SGV (1914)]
III-2-1
|
24928 |
stof, zandx |
stof:
schtoaf (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
stof [SGV (1914)]
III-4-4
|
19659 |
stofblik |
drekschup:
drekšöp (Q033p Oirsbeek),
troffeltje:
trøfəlkə (Q033p Oirsbeek)
|
blik (van stoffer en ~) [SGV (1914)] || stofblik [DC 15 (1947)]
III-2-1
|
18357 |
stoffen pantoffel |
slob:
sjloebbe (Q033p Oirsbeek)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
28210 |
stofmasker |
stubmasker:
štøpmaskǝr (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Masker dat tegen stof beschermt. Als men de stofmaskers op de voorgeschreven wijze gebruikte, boden ze afdoende bescherming. Er werd naar gestreefd maskers aan te schaffen die de hoogst mogelijke bescherming boden en daarbij de gebruikers toch zo weinig mogelijk last bezorgden (MBK IV pag. 48). Volgens Lochtman (pag. 43) zijn stofmaskers geschikt voor het personeel van mechanische pijlers, maar voor lichamelijk hardwerkende mensen zijn ze dat niet. [N 95, 774]
II-5
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
stek:
stek (Q033p Oirsbeek),
wits:
wits (Q033p Oirsbeek)
|
een stok of twijg om een kind te straffen [lat] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18683 |
stola |
stola (lat.):
staola (Q033p Oirsbeek)
|
stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24995 |
stollen |
stollen:
schtolle (Q033p Oirsbeek)
|
stollen [SGV (1914)]
III-4-4
|
19559 |
stolp |
kaasstolp:
kîês-stolp (Q033p Oirsbeek),
stolp:
schtulp (Q033p Oirsbeek)
|
kaasstolp [N 20 (zj)] || stolp [SGV (1914)]
III-2-1
|
22536 |
stompe eind van een ei |
kulletje:
kulke (Q033p Oirsbeek)
|
Het stompe eind van het ei bij het eieren tikken. [N 88 (1982)]
III-3-2
|