18843 |
stomverbaasd |
paf:
paf (Q033p Oirsbeek),
verpaft:
vərpaft (Q033p Oirsbeek),
verstomd:
verschtomt (Q033p Oirsbeek)
|
verstomd [SGV (1914)] || zeer verbaasd [verpaft] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
20641 |
stoofvlees, zuurvlees |
zuurvlees:
zoervleesj (Q033p Oirsbeek)
|
Gemarineerd rundvlees, bereid met azijn, olie en kruiden (bufflamood, zoerbrèùtje?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33419 |
stookgat van de oven |
ovensmuil:
ǭvǝsmūl (Q033p Oirsbeek)
|
De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b]
I-6
|
33357 |
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel |
achterkeuken:
axtǝrkø̄u̯kǝ (Q033p Oirsbeek),
bakhuis:
bakǝs (Q033p Oirsbeek),
stookhuis:
štǭkǝs (Q033p Oirsbeek)
|
De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.]
I-6
|
21252 |
stoomboot |
stoomschip:
schtoomscheep (Q033p Oirsbeek)
|
stoomboot [SGV (1914)]
III-3-1
|
25302 |
stoop, maat van 1/16 anker |
ankertje:
enkerkə (Q033p Oirsbeek)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 2 lier = 1/16 anker (zie vraag 144) [stoop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
34577 |
stootring |
as:
as (Q033p Oirsbeek
[(dim ɛskǝ)]
),
stootschijf:
štūtšīf (Q033p Oirsbeek)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|
19698 |
stop voor fles of kruik |
stop:
schtop (Q033p Oirsbeek)
|
stop [SGV (1914)]
III-2-1
|
33062 |
stoppeleinde van de schoof |
vot:
vǫt (Q033p Oirsbeek)
|
De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33104 |
stoppelland |
stoppelland:
štǫpǝlantj (Q033p Oirsbeek)
|
Het akkerland waarop stoppels staan; zie het vorige lemma ''stoppels'' (5.2.8). Voor de fonetische documentatie van het woord stoppelen, zie ook het lemma ''stoppels'' (5.2.8). [N 15, 51; add. uit N 6, 7; monogr.]
I-4
|