e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

Gevonden: 5037
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blauwe reiger, reiger reiger: reeger (Oirsbeek), reiger (Oirsbeek) reiger [SGV (1914)] || reiger (91 bekende vogel; grijs; hangkuif, donkere borstveren; algemeen langs het water; broedt in enkele kolonies in hoge bomen [N 09 (1961)] III-4-1
blauwe vleesvlieg, bromvlieg bromvlieg: broemvleeg (Oirsbeek), vleesvlieg: vleešvleeg (Oirsbeek) bromvlieg (legt eieren in geslacht vlees) [DC 18 (1950)] III-4-2
bleek bleek: bleek (Oirsbeek, ... ) bleek [SGV (1914)] || Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] III-1-2
bleke steen bleek gebakken brik: blēk ˲gǝbakǝ brek (Oirsbeek) Metselsteen die onvoldoende doorbakken is. [N 98, 165; S 37; monogr.; N 30 add.] II-8
blij blij: bliej (Oirsbeek, ... ) blij [SGV (1914)] || een gevoel van blijdschap in het algemeen [plezier, lol, vreugd] [N 85 (1981)] III-1-4
blijven hangen, blijven plakken plakken: plekkə (Oirsbeek, ... ) ergens steeds maar blijven, niet weg willen gaan [kleven, pekken, hukken, persten, plersten, pleisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
blijven wachten blijven: blievə (Oirsbeek), blīēvə (Oirsbeek), wachten: wagtə (Oirsbeek) ergens blijven tot iets of iemand komt [tukken, wachten] [N 91 (1982)] || niet verder gaan, blijven [letten, banken, banketeren, wijlen, blijven] [N 91 (1982)] III-4-4
blijvend gebit blijvend gebeet: blīvǝnt gǝbīt (Oirsbeek) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
blijvend invalide afgekeurd: ˙āfjǝkȳrt (Oirsbeek  [(Emma)]   [Zwartberg]) [N 95, 968] II-5
blikaars uitslag: oetsjlaag (Oirsbeek) Uitslag, zweren op het achterwerk (blikaars, blikgat, blekker(d), blik, smet). [N 84 (1981)] III-1-2