e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tak op ingezaaid land vreerijs: vrēris (Oirsbeek) De tak, stok of bundel stro die men op de pas ingezaaide akkers plaatste om aan te geven dat deze niet betreden mochten worden door jagers en anderen. Voor streep, zie WNT s.v. in de betekenis "grensteken". [N M, 26; monogr.] I-4
tak van een geslacht tak: tak (Oirsbeek), tàk (Oirsbeek) de tak van een geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2
takken (coll.) bussel: ideosyncr.  bössel (Oirsbeek), kroon: WLD  kroon (Oirsbeek), tak (mv.): tèk (Oirsbeek) Alle takken samen (griend, kroon, gezwaai). [N 82 (1981)] || takken (mv.) [SGV (1914)] III-4-3
takken krijgen kroon (krijgen): ideosyncr.  kroon (Oirsbeek) Takken krijgen, gezegd van een boom (takken). [N 82 (1981)] III-4-3
takkenbos, bussel hout schans: een sjans (Oirsbeek), schjans (Oirsbeek) takkenbos, bussel takken en twijgen [N 27 (1965)] I-7
talud kleef: klē̜f (Oirsbeek), talud: talud (Oirsbeek) De aflopende kant van een weg, dijk of sloot. Een aantal woordtypen duidt op een sloot of greppel naast de weg, terwijl gevraagd was naar de ø̄aflopende kant van een weg, dijk, of slootø̄. [N M, 27; N 11, 7a; N 11, 7b; monogr.] I-8
tand tand: tandj (Oirsbeek), tantj (Oirsbeek, ... ) tand [DC 01 (1931)], [SGV (1914)] III-1-1
tand, tanden tanden: tɛnj (Oirsbeek) Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9
tanden tanden (mv.): tènj (Oirsbeek) tanden [SGV (1914)] III-1-1
tanden van de hooihark tanden: tɛnj (Oirsbeek) De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d] I-3