19554 |
theelepeltje |
suikerlepeltje:
sokkerlaepelke (Q033p Oirsbeek),
sŏkkerlaepelke (Q033p Oirsbeek),
theelepeltje:
theelaepelke (Q033p Oirsbeek),
tîeëlaepelke (Q033p Oirsbeek)
|
lepel, metalen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || theelepeltje (suikerlippelke) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19516 |
theepot |
theepot:
tiee͂-pot (Q033p Oirsbeek)
|
pot waarin thee wordt gezet [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19596 |
theezeefje |
theezeefje:
tîeëzieke (Q033p Oirsbeek)
|
zeef; inventarisatie soorten en gebruiksmogelijkheden; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19781 |
thuis |
heem:
heem (Q033p Oirsbeek)
|
thuis [SGV (1914)]
III-2-1
|
21611 |
tien-guldenstuk |
gouden tientje:
ee gouwe tîêntje (Q033p Oirsbeek)
|
tien-guldenstuk, een ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21379 |
tiend |
schat:
Opm. als vroeger iemand een stuk land pachtte, was daarbij vaak ingesloten, dat de pachter ook grondbelasting ("de sjat") van dat land betaalde.
de sjat (Q033p Oirsbeek),
tiende:
teende (Q033p Oirsbeek)
|
tiend [SGV (1914)] || tiende: Datgene wat, in natura of geld, aan de belasting moet worden afgestaan van de opbrengst van het land [de tiend?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
33423 |
tiendschuur |
tiendhof:
tinjǝf (Q033p Oirsbeek)
|
Het gebouw waarin het tiendgewas werd opgeborgen. In sommige streken werd het tiendgewas vroeger centraal in een schuur van één boerderij opgeslagen, deze boerderij kreeg dan de naam tiendhof (bijv. in Q 33). Na de Franse tijd (¬± 1790) werd het tiendgewas afgeschaft. In sommige boerderijen ontbrak de tiendschuur; het tiendgewas werd opgeslagen waar ruimte was, bijv. in het bakhuis (L 360), het kafkot (Q 158), de tast (P 44, 48, 49, 55, 222), de schuur (P 51) of de motsemschelf (Q 178, 179). De bij het lemma gevoegde kaart is een historische kaart; ze bevat de registratie van de plaatsen waar men zich op het tijdstip van de enqu√™te, dus in het begin van de jaren zestig, nog herinnerde dat er schuren naar de tienden vernoemd werden. [N 5A, 66b; monogr.]
I-6
|
22230 |
tijdverdrijf |
tijdkorting:
tiedkorting (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
tijdkorting [SGV (1914)]
III-3-2
|
22855 |
tijger |
tijger:
tieger (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
tijger [SGV (1914)]
III-3-2
|
34647 |
tilbury |
tilbury:
telbøri (Q033p Oirsbeek)
|
Tweewielig rijtuigje, meestal zonder kap, voor twee personen, dat door één paard getrokken wordt. De tilbury is lager dan de sjees. Er is geen aparte bok voor de koetsier. Af en toe is dit ook een meer algemene benaming voor een klein rijtuigje. [N 17, 5, add; N 101, 1 + 6-8; N G, 51, monogr]
I-13
|