22459 |
traktatie bij het plaatsen van de mei |
huilbier:
huulbeer (Q033p Oirsbeek)
|
De tractatie bij het plaatsen van die tak of vlag. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
21384 |
trakteren |
trakteren (<lat.):
trakteere (Q033p Oirsbeek)
|
trakteeren [SGV (1914)]
III-3-1
|
17731 |
tranende ogen |
leepse ogen:
lêpsche ooge hubbem (Q033p Oirsbeek)
|
leepogig [SGV (1914)]
III-1-1
|
28231 |
transport |
afvoer:
afvoer (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Maurits])
|
Algemene benaming voor alles wat in het ondergronds bedrijf verband houdt met het vervoeren van personeel, materiaal, kolen en stenen. [N 95, 610; N 95, 611; monogr.; Vwo 787; Vwo 827]
II-5
|
17928 |
trant |
gang:
gank (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
gang: Wijze van gaan (gang, trant). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19378 |
trap |
trap:
in schmale trap (Q033p Oirsbeek)
|
trap [een smalle ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19710 |
trapleer |
trapledder:
traplödder (Q033p Oirsbeek)
|
trapleer [DC 39 (1965)]
III-2-1
|
19809 |
trapleuning |
leen:
lē̜n (Q033p Oirsbeek)
|
Geprofileerde lijst die bij het op- en afgaan van de trap als steun kan worden gebruikt. De trapleuning wordt boven de buitenboom tegen de muur aangebracht of boven de binnenboom op balusters bevestigd. [N 55, 136; Wi 13b; L 12, 6; L 37, 31; monogr.]
II-9
|
17958 |
trappelen |
trampelen:
trampelə (Q033p Oirsbeek),
trappelen:
trappelə (Q033p Oirsbeek)
|
Trappelen: in vlug tempo de voeten beurtelings oplichten en weer neerzetten (trappelen, trampelen, droebelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33852 |
trappelende bewegingen maken |
dabben:
dabǝ (Q033p Oirsbeek),
trampelen:
trampǝlǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Het paard tilt de poten hoog genoeg op, maar werpt ze niet vooruit; het blijft ter plaatse trappelen. [N 8, 70b en 71]
I-9
|