e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
veel drinken hem lusten: ⁄m löstə (Oirsbeek), zuipen: zoepe (Oirsbeek) drinken; Hoe noemt U: Veel en met graagte drinken (loeriën, leerzen) [N 80 (1980)] III-2-3
veel geld waard veel geld waard: vööl geldj waerd (Oirsbeek) veel geld waard: Die oude eikehouten kast is - - - [DC 39 (1965)] III-3-1
veel te grote schoen schuit: sjute (Oirsbeek), heel grote schoenen  sjuute (Oirsbeek) schoen, veel te grote ~ [affeseersjoon] [N 24 (1964)] || schoen: spotbenamingen [N 24 (1964)] III-1-3
veel te wijde broek flodderbroek: flodderbrook (Oirsbeek), slodderbroek: sjlodderbrook (Oirsbeek) broek, veel te wijde ~ [flodderboks] [N 23 (1964)] III-1-3
veelvraat gulzigaard: gölzigerd (Oirsbeek), vreetzak: vrèètsak (Oirsbeek), vréédzak (Oirsbeek) veelvraat; Hoe noemt U: Iemand die gulzig is, gulzigaard (vraat, fretter, veelvraat, doorjager) [N 80 (1980)] III-2-3
veenachtig, moerassig, laaggelegen land band: bɛ̄ntj (Oirsbeek) Naast de enqu√™tevragen I, 4 ("Hoe noemt men een moerassige wildernis met struikgewas en bomen?") en II, 9 ("Hoe noemt men veenachtig, moerassig land?") zijn in dit lemma ook verwerkt de opgaven van N 27, 20 (Hoe noemt men een moeras, de natte, weke grond zonder behoorlijke afwatering?") en monografische gegevens. Uit dergelijk moerasachtig, laaggelegen land wordt de tussenturf gewonnen. De opgaven suggereren wellicht dat in al de genoemde plaatsen tussenturf werd gestoken. Dat is zeker niet het geval geweest. De mogelijkheid tot het steken van deze turf was daar wel aanwezig. Vergelijk dit lemma met het lemma ''veen, moergrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond''. De bronnenopgave is daar echter anders. [I, 4; II, 9; N 27, 20; monogr.] II-4
veengrond, stuk niet ontgonnen hei of woeste grond ruwe grond: ruwǝ grontj (Oirsbeek), veengrond: vēngruntj (Oirsbeek) Een stuk grond waarop het mogelijk is een bepaald soort turf te steken. [I, 3; N 27, 4a; N 27,18a; S 39] II-4
veer veer: véér (Oirsbeek) veer: elk der huidbekleedsels van een vogel bestaande uit een buisje dat aan weerszijden baarden en baardjes draagt (pluim, veer) [N 83 (1981)] III-4-1
veerpont veer: voer (Oirsbeek), vèèr (Oirsbeek), vêr (Oirsbeek) het vaartuig dat dient om voertuigen, personen enz. over een rivier te voeren [pont, veer, pomp, overzet, overzetter, overlaat, vlot] [N 90 (1982)] || veer (overvaart) [SGV (1914)] III-3-1
veevoer verzamelen halen: hǭlǝ (Oirsbeek), kruiden: kruǝ (Oirsbeek) Het plakken, trekken, steken of snijden van veevoer. Veevoer kan bestaan uit groenvoer, rapen, gras of gewassen als lupinen en serradella. Het verzamelen van veevoer kan dus bestaan uit verschillende handelingen. Object als "groenvoer", "konijnenvoer", "gras" e.a. zijn niet gedocumenteerd. Zie ook het lemma ''knollen uittrekken'' (2.2.6) in aflevering wld I.5. [N Q, 11c; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 36, 65; monogr.] I-11