27621 |
verzuimdienst |
bommelschicht:
bumǝlšix (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
būmǝlšix (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Laura, Julia])
|
Het zonder voorkennis, verlof of andere geldige redenen van het werk wegblijven. Dit willekeurig verzuim heeft na drie achtereenvolgende keren in de meeste gevallen ontslag op staande voet tot gevolg (Van der Maar). [N 95, 915; N 95, 916; monogr.; Vwo 57; Vwo 149; Vwo 822; div.]
II-5
|
18931 |
verzuimen |
nalaten:
naolaotə (Q033p Oirsbeek),
verzuimen:
verzoemə (Q033p Oirsbeek)
|
nalaten te doen wat men opgedragen gekregen heeft of wat men beloofd heeft [verzuimen, schrikken, fouten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
də vɛspər (Q033p Oirsbeek)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kamezol (Q033p Oirsbeek),
kammezaol (Q033p Oirsbeek),
kammizoal (Q033p Oirsbeek),
vesting:
vesting (Q033p Oirsbeek)
|
de aarden wal rondom een stad of gracht [vesting, vest] [N 90 (1982)] || herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)]
III-1-3, III-3-1
|
18533 |
vestzakje |
kamizoolstasje (<fr.):
kammezaolstesjke (Q033p Oirsbeek)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34071 |
vetkoe |
vetbeest:
vɛtbist (Q033p Oirsbeek)
|
Koe die niet meer geschikt is voor de produktie en daarom voor de slacht wordt gemest. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 77a; monogr.]
I-11
|
33665 |
vetweide |
vetwei:
vɛtwēj (Q033p Oirsbeek)
|
Speciale, meestal afgemaakte wei waar men koeien laat grazen die niet meer geschikt zijn voor de productie en die als slachtvee bestemd zijn. [N 3A, 77b; N 3A, 77c; N 6, 33b; JG 1a, 1d; L 19B, 2aI; L 32, 45; RND 20; S 43; monogr.]
I-8
|
34215 |
vetweiden |
de weide op doen:
dǝ wēj ǫp duǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Het laten grazen van slachtvee in een speciaal daarvoor bestemde weide. [N 3A, 77b]
I-11
|
33756 |
veulen |
veulen:
vȳǝlǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
chəvi:rt (Q033p Oirsbeek)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|