19127 |
vleier |
kontenkruiper:
kontje kroeper (Q033p Oirsbeek),
vottenkruiper:
vottekruuper (Q033p Oirsbeek)
|
een persoon die graag vleit [zie vraag 365] [bloksleep, bloksleper, fleerbaard, kontekruiper, mouwveger] [N 85 (1981)]
III-3-1
|
33775 |
vlekje op de neus |
snep:
šnęp (Q033p Oirsbeek)
|
Witte aftekening tussen neusvleugels en bovenlip. [N 8, 27c]
I-9
|
22154 |
vleugel |
vleugel:
vlögel (Q033p Oirsbeek)
|
vleugel: elk der beide lichaamsdelen van vogels die hun tot vliegen dienen (wiek, zwing, vlerk, vleugel) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
24444 |
vliegend ongedierte |
knozelen:
fonetisch Additie: Er zijn hier vliegende diertjes "- "genaamd; die zuigen de mensen en ook dieren bloed af. In welk nummer van uw vragen ze thuishoren, weet ik niet.
knōēzĕlĕ (Q033p Oirsbeek),
motten:
fonetisch Additie: "Motte"kent iedereen. Onder welk (vraag-)nummer horen ze thuis?
motte (Q033p Oirsbeek),
fonetisch etc.
motte (Q033p Oirsbeek),
muggen:
fonetisch
mögke (Q033p Oirsbeek),
ongedierte dat vliegt:
idiosyncr. uits. als mug
óngedierte dat vlug (Q033p Oirsbeek),
vliegen:
fonetisch
vleege (Q033p Oirsbeek)
|
klein vliegend gedierte [N 26 (1964)] || vliegend gedierte [N 26 (1964)]
III-4-2
|
33986 |
vliegennet |
vliegennet:
vlēgǝnęt (Q033p Oirsbeek)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
22375 |
vlieger |
draak:
draak (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
windvogel:
windjvogel (Q033p Oirsbeek)
|
Het speelgoed bestaande uit een licht gestel, met papier bespannen, dat aan een lang touw in de lucht opgelaten wordt [vlieger, boog, draak, beugel, vliegaard, vliegerd]. [N 88 (1982)] || vlieger (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|
21192 |
vliegtuig |
vliegmachine:
vleegmesjien (Q033p Oirsbeek),
vleegmesjīēn (Q033p Oirsbeek)
|
het toestel waarmee men kan vliegen [vliegtuig, vliegmachine, vlieger] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21193 |
vliegveld |
vliegveld:
vleegveldj (Q033p Oirsbeek)
|
het grote, effen terrein met verharde banen van waaraf vliegtuigen kunnen opstijgen en waar zij weer kunnen landen [vliegveld, vliegplein] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
24499 |
vlier |
heulensteulder:
-
heulensteulder (Q033p Oirsbeek)
|
vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|
24505 |
vlierbes |
vlierenthee:
-
vlerenthee (Q033p Oirsbeek)
|
vrucht van de vlierboom (sambucus nigra L.) [DC 13 (1945)]
III-4-3
|