20174 |
voogd |
voogd:
voogd (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
voogt (Q033p Oirsbeek)
|
iemand aan wie door de wet, de rechter of bij testament de taak is opgedragen om voor de belangen van de minderjarige kinderen te zorgen en hen te vertegenwoordigen i.p.v. de ouders [voogd, mommer, momber, mombaar, toeziender] [N 87 (1981)] || voogd [SGV (1914)]
III-2-2
|
18963 |
voor de gek houden |
foppen:
foppə (Q033p Oirsbeek),
kullen:
kuulə (Q033p Oirsbeek),
verneuken:
vernökə (Q033p Oirsbeek)
|
op onschuldige of grappige wijze misleiden, voor de gek houden [foppen, kullen, vernachelen, verpieren, bekeukelen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
21754 |
vooraanstaande |
notabele:
notabel (Q033p Oirsbeek),
vooraanstaande:
veuraansjtaonde (Q033p Oirsbeek)
|
een persoon van veel betekenis in een plaats [peris] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
27804 |
voorbereiding |
voorbereiding:
vȳrbǝręjdeŋ (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV])
|
Werken in een koollaag die worden uitgevoerd na de ontsluiting maar vóór de winning. "Verzamelnaam voor alles wat en iedereen die zich bezighoudt met de voorbereidende ondergrondse werken tot het winnen van de kolen" (Vanwonterghem pag. 180). [N 95, 167; monogr.; Vwo 627; Vwo 843]
II-5
|
27805 |
voorbereidingspost |
voorbereiding:
vȳrbǝręjdeŋ (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
Front van de galerij waar de voorbereidingsploeg de galerij verder in de koollaag en het gesteente drijft. [N 95, 176; monogr.]
II-5
|
24956 |
voorde, doorwaadbare plaats |
oversteek:
oversteek (Q033p Oirsbeek)
|
doorwaadbare plaats in een water [waaistap, gewad, doorsteek] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17747 |
voorhoofd |
voor de kop:
veur de kop (Q033p Oirsbeek)
|
voorhoofd [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
34101 |
voorklauw |
teen:
tin (Q033p Oirsbeek)
|
Het voorste deel van de hoef. [N 3A, 119b]
I-11
|
31833 |
voorloper |
voorloper:
vø̄ǝrlø̄pǝr (Q033p Oirsbeek)
|
Zware, 45 tot 60 cm lange schaaf met of zonder keerbeitel en met een handvat, die wordt gebruikt om grote stukken hout ruw te bewerken. Zie ook afb. 35. In Herten (L 330) werd als voorloper een reischaaf gebruikt waarin geen keerbeitel was bevestigd. [N 53, 60; N G, 34a-b; monogr.]
II-12
|
28009 |
voorman, ploegbaas |
voorman:
vȳrma.n (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma])
|
Ploegbaas of voorman op een werkpunt. Zie ook het lemma Schudgootbaas. [N 95, 163; monogr.; Vwo 23; Vwo 234]
II-5
|