e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oirsbeek

Overzicht

Gevonden: 5037
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bolster van een noot bast: ideosyncr.  bast (Oirsbeek), boest: WLD  boes (Oirsbeek) De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)] III-2-3
bom, spon spon: špun (Oirsbeek) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bonenkruid bonenkruidje: ideosyncr.  bonekruidje (Oirsbeek, ... ) Bonenkruid, het geurige kruid dat bij de tuinbonen of andere peulvruchten gevoegd wordt (keule, keul, kuil, kruid, heume, bonenkruid, kuun, keune). [N 82 (1981)] I-7, III-2-3
bont als apart kledingstuk pels: pels (Oirsbeek, ... ) bont, zachtharig dierenvel (das, vos, e.d.) als los kledingstuk [poes, pels, mansjel] [N 23 (1964)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: bontj ɛn blaouw gəsjlāgə (Oirsbeek) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
bonte koe met zwarte kop moorkop: mōrkǫp (Oirsbeek) [N 3A, 128] I-11
bonte kraai herfstkraai: herfstkroa (Oirsbeek) Hoe heet de bonte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
bonte specht, specht bonte specht: boentje sjpechte (Oirsbeek) specht, bonte ~ (23 / 14,5 zwart-wit; grote soort is vrij gewoon, kleine soort zeldzaam [N 09 (1961)] III-4-1
bontkraag bontkraag: boentjkraag (Oirsbeek) kraag van bont [N 23 (1964)] III-1-3
bontmantel bontmantel: boentjmantjel (Oirsbeek), bontjmantjel (Oirsbeek), pelsjas: pelsjas (Oirsbeek) bontmantel [N 23 (1964)] III-1-3