24521 |
witte abeel |
belboom:
WLD
belboom (Q033p Oirsbeek)
|
De witte abeel, 15-18 m hoog, bladeren 8-12 cm, zijn grijsgroen aan de bovenzijde en kalkwit aan de onderkant (abeel, witbeel, kjeseboom, peppel, vlaming, witte canada, witte boom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
20575 |
witte kaas, wrongel |
fluitekaas:
fleutekîes (Q033p Oirsbeek),
fluitekiès (Q033p Oirsbeek),
fluitkaas:
fluitkies (Q033p Oirsbeek)
|
hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] || Smeerbare witte kaas of wrongel (fluitert, fluiterskaas?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33258 |
witte klaver, steenklaver |
steenklee:
štē[klee] (Q033p Oirsbeek),
wilde klee:
weljǝ [klee] (Q033p Oirsbeek)
|
Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|
20654 |
witte kool |
kappesmoes:
kappes moos (Q033p Oirsbeek),
kappesmoos (Q033p Oirsbeek),
wit moes:
wit moos (Q033p Oirsbeek),
witte kappes:
witte kappes (Q033p Oirsbeek),
zuurmoes:
als wit moos gezouten is
zoermoos (Q033p Oirsbeek)
|
witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)]
I-7, III-2-3
|
24280 |
witte kwikstaart |
kwikstaart:
kwìkschtart (Q033p Oirsbeek),
wit kwikstaartje:
wit kwiksjtertje (Q033p Oirsbeek),
wit langstaartje:
wit langsjtertje (Q033p Oirsbeek)
|
kwikstaart [SGV (1914)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18656 |
witte muts met linten |
slaapmuts:
sloapmutsj (Q033p Oirsbeek)
|
muts, witte ~ met linten {afb} [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24642 |
witte narcis |
paasbloem:
paosjbloom (Q033p Oirsbeek)
|
Witte narcis (narcissus poeticus). De rand der bijkroon is vliezig doorschijnend. De bloeistengel is samengedrukt met twee scherpe randen. De bloemen zijn meestal alleenstaand, de dekslippen zijn sneeuwwit, de bijkroon is geel met rood (tijloos, paasbloem [N 92 (1982)]
III-4-3
|
33913 |
witte vlekken |
wild haar:
weltj hǭr (Q033p Oirsbeek)
|
Kale plekken op de huid. Zij zijn een gevolg van zweren of verwondingen door de druk van zadel en tuig, ook van het toebrengen van slagen. Zie ook het lemma ''gedrukt'' (7.36). [N 8, 90s]
I-9
|
24574 |
witte waterlelie |
waterlelie:
-
waterlelie (Q033p Oirsbeek)
|
witte waterlelie [DC 17 (1949)]
III-4-3
|
25529 |
witte, buitenlandse bloem |
patentbloem:
patɛntblōm (Q033p Oirsbeek)
|
De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16]
II-1
|