18644 |
zwarte gevederde muts met kinbanden |
kornet (<fr.):
kernèt (Q033p Oirsbeek)
|
muts, zwarte gevederde ~ met kinbanden, meestal door oudere vrouwen gedragen {afb} [kernet] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
34039 |
zwarte koe |
zwarte:
šwartǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129]
I-11
|
34040 |
zwarte koe met geheel witte kop |
witkop:
wetkǫp (Q033p Oirsbeek)
|
[N 3A, 130a]
I-11
|
34041 |
zwarte koe met witte kop en zwarte vlekken om de ogen |
blaarkop:
blārkǫp (Q033p Oirsbeek)
|
[N 3A, 130b]
I-11
|
24286 |
zwarte kraai, kraai |
kraai:
kroa (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
krâo (Q033p Oirsbeek)
|
Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] || kraai [SGV (1914)] || kraai, zwarte en bonte ~ (47 als roek [076] zonder kale plek; veren niet zo slordig en met groenige glans; broedt eenzaam in bos; roep [korrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24287 |
zwarte mees |
bijmeesje:
biemeesjke (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
zwarte mees || zwarte mees (11 net een kleine koolmees [052], maar zonder gele kleur en zwarte buikstreep, wel met een witte nekplek; alleen in mast- en sparrenbossen; nest vaak in bodemgaatje; roep snel [tjietjai, tjietjai] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18643 |
zwarte meisjesmuts met ingewerkte bloemen |
kapoets:
[poetsjmutsj / kappoetsj]
kappoetsj (Q033p Oirsbeek),
potsmuts:
[poetsjmutsj / kappoetsj]
poetsjmutsj (Q033p Oirsbeek)
|
meisjesmuts, zwarte ~ met ingewerkte bloemen aan de voorkant en linten op de rug [kornetmuts] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24865 |
zwarte nachtschade |
duivelskruid:
düvelskroet (Q033p Oirsbeek)
|
Zwarte nachtschade (solanum nigrum). Een 10 tot 40 cm grote, kruidachtige plant, niet windend; de stengels zijn iets behaard of kaal; de bladeren zijn iets eivormig, gaafrandig of iets bochtig getand; de bloemen groeien in schermvormige trossen, wit van k [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24288 |
zwarte roodstaart |
zwartkopje:
sjwartköpke (Q033p Oirsbeek)
|
zwarte roodstaart (14 rood trilstaartje, man is van voren roetzwart en heeft wittige vleugelvlek; echte gebouwenvogel; broedt daar binnenin; roep driftig [wiet, wiet, tk, tk]; zang hoog vanaf gebouw [bi-bi-kchchchch...bu-bi-bi] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
24289 |
zwarte specht |
zwarte specht:
sjwarte sjpecht (Q033p Oirsbeek)
|
specht, zwart ~ (46 grote, zwarte knaap; alleen in grote bossen [N 09 (1961)]
III-4-1
|