21308 |
compagnie |
compagnie (fr.):
companie (Q033p Oirsbeek)
|
compagnie [SGV (1914)]
III-3-1
|
32598 |
compost |
compost:
kǫmpǫst (Q033p Oirsbeek)
|
Van de termen die onder de titel compost in dit lemma verenigd zijn, hebben er sommige duidelijk betrekking op de fijngemaakte compostachtige meststof, zoals die uit afval van de weide, de boomgaard, het erf bereid werd en over de weide werd gestrooid, terwijl andere meer wijzen op het moderne product van een vuilverwerkings- of composteringsbedrijf. Het eerste deel van het lemma bevat voornamelijk benamingen voor weidemest. [N 11, 22 + 27 add.; N 11A, 4d + 38 + 39; N M, 10c; monogr.]
I-1
|
22829 |
concert |
concert (<fr.):
concert (Q033p Oirsbeek)
|
concert [SGV (1914)]
III-3-2
|
23202 |
congregatie |
congregatie:
congregasche (Q033p Oirsbeek)
|
congregatie [SGV (1914)]
III-3-3
|
25390 |
controleren |
plukken:
plø̜kǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Men controleert of de haren en de huid voldoende geweekt zijn door met de vingers aan een plukje haar te trekken of erover te wrijven. Als de haren zich gemakkelijk laten verwijderen is het varken genoeg gebroeid. [N 28, 24]
II-1
|
28069 |
controleren door de opzichter |
(de) afdeling bevaren:
afdēleŋ bǝvārǝ (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Domaniale])
|
Het controleren door de opzichter van de schacht of de afdeling, zijnde de pijler met toe- en afvoerwegen. Het "voorvaren" geschiedde volgens de invuller uit Q 121 meestal op zondag. [N 95, 130; monogr.]
II-5
|
33917 |
cornage |
cornard (adj., fr.):
kǫrnār (Q033p Oirsbeek)
|
Cornage of chronische dempigheid is kwaadaardiger dan dempigheid. Ze is ongeneeslijk. De doorstroming van de lucht wordt belemmerd door een vernauwing van het strottenhoofd, veroorzaakt door een verlamming van de zenuwen die de stembanden bedienen. De in- en uitademing gaat gepaard met een piepend geluid. [JG 1b; A 48A, 38b; N 8, 87 en 88; N 52, 24 en 25; monogr.]
I-9
|
32810 |
cultivator, extirpator |
cultivator:
køltjǝfātǝr (Q033p Oirsbeek),
kø̜ltjǝvātǝr (Q033p Oirsbeek)
|
De cultivator, extirpator of woeleg is een 3- of 4-wielig of op twee lopers voortglijdend akkerwerktuig met op een schaar eindigende tanden, die d.m.v. een hefboom tegelijk versteld kunnen worden. Aan het raam van een wielcultivator zitten 5 of meer C-vormige veertanden (zie afb. 77) of rechte stelen (zie afb. 78), die elk van een pijlvormige beitel, resp. een kleine dubbelschaar zijn voorzien. Dit lemma betreft de cultivator in het alge-meen. Voor termen die op de sleepcultivator toepasselijk zijn, zie men het volgende lemma. Wat in het onderstaande met ''eg'' en ''eg'' bedoeld wordt, is aangegeven in het lemma ''eg''. [JG 1a + 1b+ 1d + 2c; N 11, 78a; N 11A, 150a + c; N J, 10; N 18, 52 add.; div.; mono-gr.]
I-2
|
24327 |
daas (tabanidae) |
praam:
praam (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek,
Q033p Oirsbeek),
fonetisch Additie bij vraag 35: Larve: naam onbekend. Wel die van de diertjes die ze leggen: praame
praame (Q033p Oirsbeek)
|
daas (paardenvlieg) [SGV (1914)] || horzel [SGV (1914)] || larve [N 26 (1964)] || runderhorzel (larven in de huid van runderen) [DC 18 (1950)]
III-4-2
|
27610 |
dagdienst |
dagschicht:
dāxšix (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma, Hendrik, Wilhelmina])
|
In het algemeen, ook in de Belgische mijnen (Defoin pag. 209), de dienst van 6 uur in de morgen tot 2 uur in de middag. Volgens een informant van Q 121 begon de dagdienst op de Domaniale mijn na de oorlog om 7 uur en eindigde om 3 uur in de middag. De informant van L 417 vermeldt dat deze dienst op de mijnen Zwartberg en Waterschei plaatsvond van 8 uur tot 4 uur in de middag. De dienst werd aangegeven met een bepaald soort penning; zie hiervoor de toelichting bij het lemma Controlepenning. [N 95, 116; monogr.; Vwo 304; Vwo 531; Vwo 532]
II-5
|