18671 |
doordeweekse kleren |
weekdaagse kleren:
waekdaagse kleejer (Q033p Oirsbeek),
werkdaagse kleren:
wedigse kleijer (Q033p Oirsbeek),
werdese kleejer (Q033p Oirsbeek)
|
door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24986 |
doordrenken, nat maken |
soppen:
soppə (Q033p Oirsbeek)
|
met een vloeistof doordrenken; nat maken [platsen, pletsen, plodderen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
27835 |
doorhouw |
doorslag:
dūršlāx (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]),
doortocht:
dūrtǫx (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma, Maurits]),
ophouw:
ophǫ.w (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Emma])
|
Een in de koollaag gedreven nauwe verbindingsgang van tijdelijke aard die twee mijngangen met elkaar verbindt. Een doorhouw wordt meestal aangelegd als voorbereiding voor een nieuwe pijler. De breedte van een doorhouw varieert van 2 m tot 2.5 m. Het woordtype "ophouw" duidt een doorhouw aan die vanuit een grondgalerij in opwaartse richting wordt gedreven, terwijl de opgave "afhouw" uit Q 121 op de Domaniale mijn werd gebruikt voor een doorhouw die van een hoger gelegen galerij in de richting van de grondgalerij werd gedreven. In de mijn van Eisden kent men volgens de invuller uit Q 7 daarvoor respektievelijk de termen "montage" en "vallei". [N 95, 182; N 95, 477; N 95, 517; N 95, 478; N 95, 478; monogr.; Vwo 239; Vwo 286; Vwo 528; Vwo 566]
II-5
|
24477 |
doorn, stekel |
doorn:
doare (Q033p Oirsbeek),
doorn (mv.):
dör (Q033p Oirsbeek),
döör (Q033p Oirsbeek),
døər (Q033p Oirsbeek)
|
doorn [SGV (1914)] || doornen [DC 23 (1953)], [RND] || doorns [SGV (1914)]
III-4-3
|
24619 |
doornstruik |
doornenstruik:
dööreschtroek (Q033p Oirsbeek)
|
doornstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
20848 |
dopen |
dopen:
dööpe (Q033p Oirsbeek),
dø.pə (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek),
soppen:
soppe (Q033p Oirsbeek)
|
doopen [SGV (1914)] || doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)]
III-2-3, III-3-3
|
33521 |
doperwten |
kevererwten:
WLD
kèèverert (Q033p Oirsbeek),
peultjes:
ideosyncr.
peulkes (Q033p Oirsbeek)
|
De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)]
I-7
|
21311 |
dorp |
dorp:
dörp (Q033p Oirsbeek)
|
dorp [SGV (1914)]
III-3-1
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dø̜rpǝl (Q033p Oirsbeek)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
21544 |
dorpskom |
dorp:
dörp (Q033p Oirsbeek),
kerkplein:
kirkplei (Q033p Oirsbeek)
|
het centrum van het dorp [dorpskom, dorp, singel, rink, baroniet, plaats] [N 90 (1982)]
III-3-1
|