34534 |
een ei schouwen |
doorluchten:
dūrløxtǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Men schouwt een ei om na te gaan of het bevrucht is en of het nog goed is voor consumptie. Men doet dit door het ei naar het licht te houden. Ook kan men controleren of het ei goed is door het in water te leggen. Als het zinkt, is het goed. [N 19, 56]
I-12
|
32747 |
een geerakker ploegen |
scheutvoren ploegen:
šø̄ǝt˲vūrǝ plōgǝ (Q033p Oirsbeek),
scheutvoren varen:
šø̄ǝt˲vūrǝ vãrǝ (Q033p Oirsbeek)
|
Afhankelijk van de gebruikte ploeg en de gevolgde ploegwijze kan de geer van een trapeziumvormige akker op verschillende manieren worden geploegd. Wordt de akker met een wentel- of een keerploeg bewerkt, dan kan men a) met de geer beginnen en dan - schuin tegen de geervoren aan - de lange voren ploegen, of b) met de lange voren beginnen en op de overblijvende geer korter wordende voren ploegen, waarbij tenslotte - schuin op de geervoren - nog enige lange sluitvoren worden geploegd. Op een uiteen te ploegen geerakker ploegt men vanaf de zijkanten eerst de lange voren, totdat men de in midden uitgezette geer bereikt. Daar ploegt men dan korter wordende voren, die in het midden (waar men moest keren) worden aangevuld met een aantal lange sluitvoren. Wordt die geerakker het jaar daarop bijeengeploegd, dan ploegt men in het midden eerst het daar uitgezette geerstuk bijeen; daarop laat men dan de lange voren volgen. Als een trapeziumvormige akker geploegd kan worden in voren die in dezelfde richting lopen als de evenwijdige korte en lange zijde van het stuk, hoeft men geen geer te ploegen. Voor het([...)-gedeelte van sommige varianten zie men het vorige lemma. [N 11, 64; N 11A, 126a + b + c + d; JG 1a + 1b; monogr.; A 33, 9 add.]
I-1
|
19855 |
een huis huren |
pachten:
paxtə (Q033p Oirsbeek)
|
huren [SGV (1914)]
III-2-1
|
20508 |
een kater hebben |
kapot zijn:
kapot (Q033p Oirsbeek),
lamlendig (zijn):
lamlendig (Q033p Oirsbeek),
nadorst hebben:
naodōəsj höbbə (Q033p Oirsbeek),
niet nuchter zijn:
hə is nog neet neugter (Q033p Oirsbeek)
|
kater hebben; Hoe noemt U: Zich niet lekker voelen de dag na een flinke drinkpartij (een kater hebben) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20175 |
een kind op de arm dragen |
pungelen:
pongelə (Q033p Oirsbeek),
cf. WNT s.v. "pungelen (I)"2) dragen, inz. een zak
pungelə (Q033p Oirsbeek)
|
een kind op de arm dragen [peizen] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
27800 |
een krijtstreep trekken |
krijtschraam trekken:
krišroǝm trɛkǝ (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Domaniale])
|
De richting in een mijngang werd op de kap aangegeven door het maken van een ±1 cm brede krijtstreep. De plaats waar deze krijtstreep moest worden gemaakt, was aangegeven op de uitbouwschets. Belangrijk was dat de krijtstreep haaks op de voet van de kap werd aangebracht. Nooit mocht men kappen op het oog in de richting leggen (MBK II pag. 42). [N 95, 855]
II-5
|
17887 |
een kuil graven |
dabben:
dabbə (Q033p Oirsbeek, ...
Q033p Oirsbeek)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19216 |
een lelijk gezicht trekken |
(een) gezicht trekken:
ee gezich trekke (Q033p Oirsbeek),
een zuur gezicht zetten:
ee zoer gezicht zette (Q033p Oirsbeek)
|
grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
27787 |
een mijngang beginnen |
aanzetten:
aanzetten (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Laura, Julia])
|
Beginnen met het drijven van een nieuwe galerij of steengang. [Vwo 106; N 95, 382; monogr.]
II-5
|
28352 |
een motorgat maken |
inbeunen:
enbȳnǝn (Q033p Oirsbeek
[(Emma)]
[Winterslag, Waterschei])
|
Een gleuf in de vloer of in de wand van een mijngang maken die groot genoeg is om er de motor van een schudgoot in te kunnen plaatsen; bij uitbreiding ook het plaatsen van de schudgootmotor in de betreffende gleuf. Zie ook het lemma Gleuf Voor Schudgootmotor. [N 95, 628]
II-5
|