e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
korte laars get: get (Oostham), getten (Oostham) Laars, een paar laarzen (laars die alleen het been bedekt tussen enkel en knie) [ZND 37 (1941)] III-1-3
kortmeel tarwekort: tɛrǝvǝkőtj (Oostham) Het op één na grofste produkt dat tijdens het builen wordt gescheiden. In volgorde van fijn naar grof is kortmeel grover dan kriel en fijner dan zemelen. Zie ook de toelichting bij de lemmata ɛbloemɛ, ɛboultéɛ, ɛkrielɛ en ɛzemelenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 249; Jan 244; Coe 221; Grof 248; N O, 38e] II-3
kortwieken knippen: knepǝn (Oostham), kortvleugelen: køtvlø̄gǝlǝn (Oostham) Men kort de vleugels van een kip, opdat ze niet kan wegvliegen. Een object ''kip'' of ''vleugels'' is niet gedocumenteerd. [N 19, 53; S 19; L 28, 35; L 1a-m; monogr.] I-12
koster koster: de kuister (Oostham), də kəstər (Oostham), köstər (Oostham) koster [RND] || Koster. [ZND 37 (1941)] III-3-3
kostganger kostganger: koͅstganŋər (Oostham), logeur (<fr.): logeur (Oostham) een kostganger (die bij anderen inwoont) [ZND 28 (1938)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kɛrəmənōͅər (Oostham), kotelet: koͅtleͅtən (Oostham) karbonaden [Goossens 1b (1960)] || koteletten [Goossens 1b (1960)] III-2-3
kous: algemeen kous: kās (Oostham, ... ) Kous, een paar kousen. Bedoeld wordt het kledingsstuk dat gebreid of geweven wordt en de voet en het gehele been tot boven de knie bedekt (fr. bas) [ZND 48 (1954)] III-1-3
kousenband kousenband: kāseband (Oostham) kousenband [ZND 01u (1924)] III-1-3
kouter kouter: kø̜̄tǝr (Oostham), ploegkouter: [ploeg]kātǝr (Oostham) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kouwe drukte ambras: ambras (Oostham) veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)] III-1-4