18205 |
kraag |
kraag:
kraag (K315p Oostham),
krōx (K315p Oostham)
|
kraag [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|
17562 |
kraakbeen |
knorbeen:
knorbieen (K315p Oostham)
|
kraakbeen (zacht been; Fr. cartillage) [ZND 01u (1924)]
III-1-1
|
22858 |
kraaltjes |
pareltjes:
pɛ.rḷʔjəs (K315p Oostham)
|
kraaltjes [RND]
III-3-2
|
20139 |
kraambed |
kinderbed:
znd 1 a-m; znd 1u, 135
kinderbed (K315p Oostham, ...
K315p Oostham)
|
kraambed (in het - (ge)komen) [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krǭn (K315p Oostham)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
krienekraan:
krienekraonen (K315p Oostham)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)]
III-4-1
|
25034 |
krassen |
bekrassen:
bekrassen (K315p Oostham, ...
K315p Oostham),
opmaken:
ps. bij benadering omgespeld volgens Grootaers!
upmōͅ⁄ən (K315p Oostham, ...
K315p Oostham),
scharen:
sxārən (K315p Oostham, ...
K315p Oostham)
|
krassen [ZND 01 (1922)] || krassen (van een schone tafel) [ZND 28 (1938)]
III-4-4
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
kreeft (K315p Oostham),
ook in ZND 28, 048
kreef (K315p Oostham),
kreft (K315p Oostham)
|
kreeft [Willems (1885)], [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|
24339 |
krekel |
krekel:
krīēkel (K315p Oostham)
|
krekel [Willems (1885)]
III-4-2
|
20707 |
krentenbrood |
krentenbrood:
verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)
krintebroëed (K315p Oostham)
|
krentenbrood [ZND 28 (1938)]
III-2-3
|