19085 |
liegen |
liegen:
liegen (K315p Oostham, ...
K315p Oostham)
|
liegen [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-3-1
|
17647 |
lies |
pel:
pɛl (K315p Oostham),
vang:
vaŋk (K315p Oostham)
|
De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || Het vel of vlies rond een windei. [JG 1b, 1c, 2c]
I-12, I-9
|
24343 |
lieveheersbeestje |
onzelieveheersbeestje:
ook in ZND 05, 028 (daar opgenomen)
oslievenhiersbeəstkən (K315p Oostham)
|
lieveheersbeestje [ZND 15 (1930)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
linge (K315p Oostham)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijzemeel:
lɛ̄zǝmēl (K315p Oostham)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
33274 |
lijnzaadolie |
lijzesmout:
lęi̯zǝsmāt (K315p Oostham)
|
De olie die uit lijnzaad wordt geslagen. Zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [JG 1a, 1b; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
33275 |
lijnzaadpap |
lijzemeeldrank:
lɛ̄zǝmēldraŋk (K315p Oostham),
lijzepap:
lijzepap (K315p Oostham)
|
De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59]
I-5
|
21478 |
liniaal |
regel:
nen regel (K315p Oostham)
|
Een liniaal (om rechte lijnen te trekken). [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
17869 |
linkshandig persoon |
linkse, een -:
ne linksche (K315p Oostham),
scharweg:
ne scharweg (K315p Oostham),
slinkse, een -:
nə slinkschə (K315p Oostham)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
28772 |
linnen, linnengoed |
lijwaad:
lē̜vjǝt (K315p Oostham),
linnen:
lenǝn (K315p Oostham)
|
Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.]
II-7
|