33569 |
peulerwten |
sluimerwten:
slø͂ͅmeͅtə (K315p Oostham)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
20662 |
peulvruchten afhalen |
afranken:
afrangen (K315p Oostham)
|
bonen stropen, afhalen [ZND 01u (1924)]
III-2-3
|
22424 |
pijl |
pijl:
pijl (K315p Oostham)
|
Pijl. [Willems (1885)]
III-3-2
|
17991 |
pijn |
pijn:
pēn (K315p Oostham),
pɛ.n (K315p Oostham)
|
pijn [RND], [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|
20876 |
pijpensteel |
steel:
steel (K315p Oostham)
|
Pijpensteel. Het dunne buisvormige deel van een pijp. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
33055 |
pikbinder |
pikbinder:
pek˱bendǝr (K315p Oostham)
|
Machine die niet alleen maait, maar het koren ook tot schoven samenbindt. Zie afbeelding 6. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [machine] zie het lemma ''maaimachine'' (3.2.18) in aflevering I.3. Kaart 36 is een woordkaart gebaseerd op het materiaal uit dit lemma; kaart 37 is een betekeniskaart, gebaseerd op het materiaal uit dit lemma èn het lemma ''graanmaaimachine'' (4.5.2) en toont waar men met de termen zicht- en pikmachine ofwel de enkelvoudige maaimachine ofwel de combinatiemachine, pikbinder, aanduidt.' [N J, 4a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
22365 |
pinkelen |
klinken:
klinken (K315p Oostham)
|
Hoe heet het kinderspel, waarbij een stokje, aan beide einden gescherpt, met een andere langere stok eerst omhoog en dan weggeslagen wordt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
22366 |
pinkelhoutje |
klinker:
de klinker (K315p Oostham)
|
Hoe heet het kleine stokje uit 65a dat wegvliegt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
20060 |
pioen |
pioen:
-
pioen (K315p Oostham),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
pioen (K315p Oostham)
|
Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.)
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
wild varken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
wild veͅrken (K315p Oostham)
|
pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|