19057 |
raar, vreemd |
aardig:
ook materiaal znd 19a, 003
ōͅreg (K315p Oostham),
curieus:
ook materiaal znd 19a, 003
krieus (K315p Oostham),
raar:
ook materiaal znd 19a, 003
roar (K315p Oostham),
vreemd:
dīən is hī vrömd (K315p Oostham)
|
Die is hier vreemd. [ZND 08 (1925)] || zonderling, vreemd [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
28447 |
raat |
raat:
(mv)
rǭtǝn (K315p Oostham)
|
Een raat is een schijf gevormd door twee lagen met de rug tegen elkaar liggende zeszijdige cellen. Ze wordt door de bijen gemaakt voor het opkweken van de larven en voor het opbergen van honing in de winter. Het bouwsel is van was. [N 63, 13a; L 1a-m; S 3; A 25, 10; JG 1a+1b; JG 2b-5, 3; Ge 37, 53; monogr.]
II-6
|
19224 |
raden |
geraden:
kunde gij da graojen (K315p Oostham)
|
Kunt ge dat raden? [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
33577 |
radijs |
radijs:
radijs (K315p Oostham)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|
32189 |
radmaker |
ramaker:
rǭmǭkǝr (K315p Oostham)
|
Vakman die gespecialiseerd is in het maken van houten wielen voor karren en wagens. Reparaties aan de houten wielen konden niet alleen door de wagenmaker, maar ook door de timmerman/schrijnwerker worden uitgevoerd. Zegslieden uit de volgende plaatsen gaven dit antwoord: Paal (K 357), Neerpelt (L 312), Overpelt (L 314), Kaulille (L 316), Neeroeteren (L 368), Maaseik (L 372), Opoeteren (L 415), Meldert (P 45), Duras (P 115), Ulbeek (P 121), Hoepertingen (P 188), Waasmont (P 211), Veldwezelt (Q 91), ɛs-Herenelderen (Q 168). De metalen onderdelen voor de kar- en wagenwielen, zoals de wielbanden en de asbus werden vaak door de lokale smid geleverd. Hij voerde daar ook reparaties aan uit. Dit laatste was volgens informatie van de zegslieden het geval in Heppen (K 316), Beringen (K 358), Neerpelt (L 312), Bocholt (L 317), Gruitrode (L 366), Neerglabbeek (L 367), Ulbeek (P 121), Sint-Truiden (P 176), Hasselt (Q 2), Genk (Q 3) en Neerharen (Q 96c). Zie verder ook de paragraaf over de vaktaal van de karsmid in wld II.11, pag. 128-139.' [N G, 1b; N G, 2; L 34, 18; monogr.]
II-12
|
18167 |
rafel |
karrel:
Van Dale: karrel, z. karl -> uitgehekelde hennep tot garen voor fijn touw en zeildoek; zulk garen
kerrels (K315p Oostham)
|
Rafels. Hoe noemt men de rafels die afhangen aan zeer versleten kleren ? [ZND 41 (1943)]
III-1-3
|
18168 |
rafelen |
rafelen:
riffelen (K315p Oostham),
riffelen:
riffelen (K315p Oostham)
|
Hoe zegt U: de stof zal rafelen? [N 62 (1973)] || Uitvezelen van stof. [N 59, 188; N 62, 45a; MW; S 29; monogr.]
II-7, III-1-3
|
21164 |
rails |
rails (<eng.):
rels (K315p Oostham)
|
rails [ZND 41 (1943)]
III-3-1
|
19977 |
rammelaar |
rijder:
rēͅər (K315p Oostham)
|
rammelaar, mannetje konijn [Goossens 1b (1960)]
III-2-1
|
33578 |
rammenas |
rammenas:
ramənats (K315p Oostham)
|
[ZND 41 (1943)]
I-7
|