e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
spaak speek: spiǝk (Oostham), speken: spiǝʔǝ (Oostham) Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.] I-13
spade, spitschop schup: sxøp (Oostham), spade: spǭi̯ (Oostham) Een schop met een vlak blad, dat min of meer in het verlengde van de steel geplaatst is. Deze schop wordt gebezigd voor het omspitten van de wendakkerhoeken, een lapje grond, de tuin e.d. Al naar gelang de streek en de ervaring is het blad van de spade hartvormig, trapeziumvormig of rechthoekig. Voor het tweede lid van de varianten van samenstellingen zie men het simplex schup verderop in het lemma. [N 11A, 147; N 18, 1 + 2 + 5 + 14; JG 1a + lb; L 7, 15; L 42, 40; Wi 5; Gwn 8, 2; GV, K 7; monogr.; div.] I-1
spanne spanne: span (Oostham) Een spanne (wat men met de hand overspannen kan, b.v. bij het knikkerspel). [ZND 07 (1924)] III-3-2
spatader spatader: spatār (Oostham) spatader (uitpuilende ader aan been, Fr. varice) [ZND 07 (1924)] III-1-2
speeksel speeksel: spīəksĕl (Oostham), tuf: tyf (Oostham) speeksel [ZND 07 (1924)] III-1-1
speeksel uitspuwen spijen: spöjən (Oostham) (speeksel uit)spuwen [RND] III-1-1
speelkaart kaart: kaaët (Oostham) Kaart. [Willems (1885)] III-3-2
speen van de koe deem: dēm (Oostham) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛ̝k (Oostham, ... ), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  speͅk (Oostham) spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)] III-2-3
spel (alg.) spel: spel (Oostham) Spel. [Willems (1885)] III-3-2