21352 |
spreken, praten |
klappen:
hɛ̄ kan vlams klappən (K315p Oostham),
spreken:
niet het sprèken (K315p Oostham)
|
Hij kan Vlaams (Diets, Duuts) praten. [ZND 08 (1925)] || Niet luid spreken! [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
17818 |
springen |
springen:
sprin-gen (K315p Oostham)
|
springen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
34055 |
springstier |
springstier:
spreŋstīr (K315p Oostham)
|
[JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhaan:
sprinkhāōn (K315p Oostham)
|
sprinkhaan [Willems (1885)]
III-4-2
|
24516 |
spruiten, uitbotten |
uitkomen:
øͅtkōmə (K315p Oostham)
|
uitkomen [Goossens 1b (1960)]
III-4-3
|
21526 |
staal |
staal:
staol (K315p Oostham)
|
Staal (monster). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
20125 |
staart |
staart:
stɛt (K315p Oostham, ...
K315p Oostham),
staat:
steͅt (K315p Oostham),
staatje:
steïke (K315p Oostham),
stɛtjəm (K315p Oostham)
|
staart [ZND 07 (1924)] || staartje [ZND 38 (1942)] || Zie afbeelding 2. [JG 1a, 1b, 2c; monogr.] || Zie afbeelding 2.37. [JG 1a, 1b; RND 60]
I-12, I-9, III-4-2
|
33976 |
staartriem |
staartleer:
stɛtlē̜ǝr (K315p Oostham)
|
Riem die onder de staart van het paard doorloopt en aan het haam of aan het borsttuig is vastgemaakt als het paard geen zadel draagt. Dit onderdeel van het paardetuig was al aan het verdwijnen in de laatste fase van het met kar en paard rijden. Het belet dat het haam naar voren schuift als het paard het hoofd buigt. [JG 1b, 1c, 2b, 2c; monogr.]
I-10
|
21272 |
stad |
stad:
stat (K315p Oostham)
|
stad [RND]
III-3-1
|
28377 |
stal |
stal:
stál (K315p Oostham)
|
Een ruimte in het algemeen, die onderdak biedt aan vee. De benamingen kunnen zowel het gebouw, als de ruimte daarbinnen betreffen. Meestal wordt kortheidshalve van "de stal" gesproken, als men het veeverblijf en met name de koestal bedoelt. [JG 1a en 1b; Wi 11; S 50; L A1, 4; RND 97; monogr.; add. uit N 5A, passim]
I-6
|