34489 |
van veren wisselen |
ruiven:
rø̜̄vǝn (K315p Oostham),
rø̜i̯vǝn (K315p Oostham)
|
[N 19, 51; L 6, 20; L 42, 5; L 48, 10; A 26, 8; Lu 2, 10; Lu 4, 8; S 30; JG 1a, 1b, 2a-2, 12, 2c; monogr.]
I-12
|
17824 |
vangen |
vangen:
vangen (K315p Oostham, ...
K315p Oostham)
|
vangen [ZND 25 (1937)], [ZND m]
III-1-2
|
18808 |
vanzelfsprekend |
natuurlijk:
das natuerlijk (K315p Oostham),
da’s natuurlijk (K315p Oostham)
|
Dat is natuurlijk. [ZND 37 (1941)]
III-1-4
|
21254 |
varen |
varen:
vērən (K315p Oostham, ...
K315p Oostham)
|
varen [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
34297 |
varken |
varken:
vē̜rkǝn (K315p Oostham),
vęrkǝn (K315p Oostham),
vęrǝʔǝn (K315p Oostham),
vɛrkǝn (K315p Oostham),
vɛrǝʔǝ (K315p Oostham),
varkentje:
vē̜rkskǝn (K315p Oostham)
|
Bedoeld wordt een varken in het algemeen, niet geslachtelijk of naar leeftijd onderscheiden. [N 19, 1; N M, 7; N C; N C, add.; RND 46 en 84; L 8, 19; L 8, 32; L mon.; S 39; JG 1a, 1b, 2c add.; R (s]
I-12
|
34316 |
varken van acht tot twaalf weken |
loper:
luǝpǝr (K315p Oostham),
lyǝpǝr (K315p Oostham)
|
De benamingen duiden doorgaans op een big van acht tot twaalf weken. Het gewicht van dit varken varieert van ongeveer 30 kg tot ongeveer 50 kg. [N 19, 4a; N 76, 3c; N C, 9c; JG 1a, 1b, 2c; L 37, 49b; L 37, 49e; L 3, 2b; L 1a-m; A 4, 4b; Gwn; monogr.; N C, add.; N 19, Q 111 add.]
I-12
|
34363 |
varkens mesten |
vetmesten:
vetmesten (K315p Oostham)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkenskot:
vɛrǝʔǝskǫt (K315p Oostham)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trǫx (K315p Oostham)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
varkenvet:
verkenvet (K315p Oostham),
vet:
vet (K315p Oostham),
veͅt (K315p Oostham)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)] || reuzel (gesmolten varkensvet; fr. saindoux) [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|